Kamerstuk 19637-1850

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid


Nr. 1850 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 juni 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 16 april 2014 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 14 februari 2014 inzake beleid ten aanzien van homoseksuelen en situatie homoseksuelen in Uganda (Kamerstuk 19 637, nr. 1788);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 17 februari 2014 met aanvullende informatie over het asielbeleid voor homoseksuele asielzoekers uit Uganda (Kamerstuk 19 637, nr. 1790);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 25 februari 2014 inzake beleid LHBT's Uganda (Kamerstuk 19 637, nr. 1792);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 15 april 2014 met reactie op verzoek van het lid Voortman over de antihomowet in Uganda (Kamerstuk 19 637, nr. 1811).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Elias

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Azmani, Elias, Fritsma, Maij, Van Nispen, Van Oijk, Sjoerdsma en Voordewind,

en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over asielbeleid in relatie tot antihomowetgeving. Er is een herziene convocatie rondgestuurd, met name met betrekking tot de reactie op het verzoek van het lid Voortman over de antihomowet in Uganda. Het lid Voortman is zelf niet aanwezig, maar wordt vervangen door het lid Van Ojik. Verder zitten we hier met vaste klanten.

De heer Van Nispen (SP): Nee, ...

De voorzitter: Niet helemaal? Is dit uw maiden-AO, mijnheer Van Nispen?

De heer Van Nispen (SP): Nee hoor, dat niet, maar ik vervang mijn collega Sharon Gesthuizen.

De voorzitter: Oké, pardon. Dan is dat ook meteen duidelijk. Ik heet van harte welkom de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, degenen die de moeite hebben genomen om naar de publieke tribune te komen en natuurlijk degenen die ons anderszins volgen. De spreektijden zijn, op indicatie, bepaald op vijf minuten. Ik zal niet afhameren als u er tien seconden overheen bent, maar ik verzoek u allen om een beetje mee te werken. Dit overleg staat op de agenda tot 17.00 uur. Het zal zeker niet later worden en wellicht eerder; dat is aan u.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. We spreken vandaag over een belangrijk onderwerp: het asielbeleid ten aanzien van homoseksuele asielzoekers. De PvdA vindt dat Nederland een adequaat asielbeleid heeft dat zo veel mogelijk waarborgt dat homoseksuele asielzoekers, LHBT's, die vervolgd worden vanwege hun seksuele geaardheid, bescherming kunnen krijgen in Nederland.

De voorzitter: Ik onderbreek u. Het is mijn gewoonte om afkortingen altijd te laten toelichten. Dat vind ik belangrijk, omdat mensen ons ook op afstand volgen en niet iedereen de afkorting LHBT kent. Die staat voor: lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgenders.

Mevrouw Maij (PvdA): Ja, en soms wordt er ook nog een I van interseksueel aan toegevoegd. Ik zal nu voor het gemak «homoseksuelen» zeggen, maar dan bedoel ik wel deze volledige groep.

De voorzitter: Daar komen in de komende tien jaar vast nog letters bij. Gaat u verder.

Mevrouw Maij (PvdA): Wij vinden het van belang dat de ontwikkelingen in de landen van herkomst met betrekking tot de positie van homoseksuelen nauwlettend worden gevolgd. Hiervoor moet bij een aantal landen extra aandacht zijn, bijvoorbeeld in de landenberichten. Ook vinden we dat de asielprocedure in Nederland goed moet zijn ingericht op homoseksuele asielzoekers. Daarbij vinden we dat in alle lidstaten van de EU de asielbescherming op dit punt hetzelfde moet zijn en de fatsoenlijke bejegening van asielzoekers geborgd moet zijn. De PvdA heeft regelmatig aandacht gevraagd voor de positie van homoseksuele asielzoekers in Nederland. Helaas zijn er nog landen in de wereld waar LHBT's vijandig en gewelddadig bejegend worden of zelfs worden vervolgd. Het uitgangspunt van het Nederlandse beleid is dus goed, maar we hebben nog wel een paar aandachtspunten.

Mijn eerste punt is de precieze beschermwaardigheid van homoseksuele asielzoekers. Wat is de lijn van Nederland als het gaat om individuele of collectieve toetsing van asielverzoeken van homoseksuelen? In welke landen vindt op dit moment systematische vervolging plaats, zoals in Irak? Zijn er ook andere landen waarvan de staatssecretaris weet heeft? In die gevallen vindt geen individuele beoordeling plaats, maar krijgt iedereen asiel.

Dan de landen waar homoseksualiteit strafbaar is. Hoeveel individuele omstandigheden moet een asielzoeker dan nog naar voren brengen? De PvdA vindt het goed dat Nederland individuele toetsing als uitgangspunt neemt. Het is wel van belang dat de landeninformatie altijd actueel is en snel aangepast wordt aan eventuele nieuwe ontwikkelingen. Verder wil de PvdA dat de regering landen met een homovijandig beleid daarop blijft aanspreken, bijvoorbeeld in het kader van mensenrechten. Dat geldt niet alleen voor deze staatssecretaris maar ook voor zijn collega's in het kabinet.

Ten tweede wil de PvdA aandacht vragen voor de kwaliteit van de Nederlandse asielprocedure voor homoseksuele asielzoekers. Recentelijk heeft de staatssecretaris het beleid aangepast naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie. Het is niet meer toegestaan om van de asielzoeker een beperkte mate van terughoudendheid in de uiting van homoseksualiteit in het land van herkomst te vragen. De PvdA vindt dat een goede aanpassing. Kan de staatssecretaris aangeven welke veranderingen er als gevolg van deze uitspraak zijn geweest en wat de effecten daarvan op zijn beleid zijn? In welke mate heeft het nieuwe beleid invloed gehad op lopende aanvragen of eventueel rechtszaken?

Ook wil de PvdA graag weten wat nu precies het beleid is omtrent het aannemelijk maken van de gestelde homoseksualiteit. De staatssecretaris gaat daarop in in een aantal van zijn brieven, maar wij zouden daar graag meer beeld en geluid bij willen. Voor de PvdA staat centraal dat de asielprocedure zo homovriendelijk mogelijk moet zijn ingericht. Hiervoor geldt hetzelfde als bijvoorbeeld voor getraumatiseerde oorlogsslachtoffers of voor vrouwen en mannen die slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld of verkrachting. Het betreft een groep waar vreemdelingendiensten op een specifieke, vertrouwenwekkende en gerichte manier mee moeten omgaan. Op welke wijze is dat in de huidige asielprocedure geborgd? En in welke mate worden asielzoekers ook voorgelicht over de betekenis van homoseksualiteit in de Nederlandse samenleving, die toch vaak anders is dan die in de samenleving waar ze vandaan komen?

De PvdA wil ook kort aandacht vragen voor de Europese dimensie van bescherming van homoseksuele asielzoekers. Helaas zijn er ook binnen de EU nog een aantal lidstaten waar homoseksualiteit, anders dan in Nederland, minder geaccepteerd is. Heeft de staatssecretaris de indruk dat binnen de volledige EU de asielbescherming van homoseksuele asielzoekers voldoende geborgd is? Hij gaf in zijn brief aan dat vijf landen geantwoord hebben op zijn vragen. Het is belangrijk om te weten dat ook andere landen een fatsoenlijke bejegening hebben. De PvdA vraagt dit zeker ook in het kader van bijvoorbeeld de Dublinverordening over het overdragen van asielzoekers aan andere lidstaten. In wellicht minder homovriendelijke landen, zoals Oost-Europese landen, moeten homoseksuele vluchtelingen op eenzelfde manier bescherming kunnen krijgen als in Nederland. We vragen de staatssecretaris om dit na te gaan en hiervoor in Europees verband aandacht te vragen.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. De VVD is er trots op dat we in een samenleving leven waarin we in de afgelopen decennia met elkaar en met homo-organisaties grote stappen hebben gezet op weg naar gelijkberechting en emancipatie. Het wettelijk verankeren van het homohuwelijk is zo'n belangrijke mijlpaal in onze recente geschiedenis. Veel Westerse landen moeten ons hierin nog volgen, maar ook in Nederland moeten we nog elke dag blijven werken aan acceptatie en gelijkwaardige behandeling van LHBT's. Er zijn landen op deze wereld die van ver moeten komen wat betreft acceptatie en waarin de positie van LHBT's zelfs wordt bedreigd, waar de overheid geen schild is, maar waar mensen juist vanwege hun seksuele geaardheid worden bestraft. Dat betekent echter niet dat Nederland elke LHBT uit die landen zomaar zou moeten toelaten. De draagkracht van ons land is immers niet onbeperkt. Wanneer iemand te vrezen heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag of bij terugkeer onderworpen wordt aan een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, moeten we hem vanzelfsprekend beschermen.

De aanleiding voor dit AO is de beleidswijziging naar aanleiding van de recente uitspraken van de Raad van State, die prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europese Hof. Niet langer kan worden tegengeworpen dat je je homoseksualiteit verborgen moet houden of je terughoudend dient op te stellen. Het komt er, kort gezegd, op neer dat wanneer geloof wordt gehecht aan de seksuele gerichtheid, vervolgens beoordeeld wordt in hoeverre de verklaringen over de wijze waarop de vreemdeling voornemens is zich in het land van herkomst te uiten, aannemelijk zijn. Daarbij wordt ook gekeken naar wat de vreemdeling heeft verklaard over de wijze waarop hij eerder in Nederland of elders reeds invulling gaf aan zijn seksuele gerichtheid. Tevens worden in de beoordeling meegenomen de algemene in het land van herkomst geldende normen en waarden, zoals die ook van toepassing zijn op heteroseksuelen. Met andere woorden: uitingen moeten niet zo ver gaan dat ze ook voor heteroseksuelen ontoelaatbaar zouden zijn. Bovendien moet in de beoordeling ook worden meegenomen in welke mate de overheid in het land van herkomst in onze ogen controversiële wetten toepast of uitwerkt. Enkel een boete zou bijvoorbeeld onvoldoende zijn om vluchtelingschap of een schending van artikel 3 EVRM aan te tonen. Kortom: een individuele toets. Kan de staatssecretaris al aangeven in hoeverre deze beleidswijziging gevolgen heeft gehad? Hebben bijvoorbeeld meer mensen zich beroepen op het feit dat ze homoseksueel zijn of zouden zijn? In hoeveel van de gevallen wordt de gestelde homoseksualiteit bijvoorbeeld ongeloofwaardig geacht? En wat komt er bij de beoordeling kijken? Zijn er maatregelen genomen om misbruik te voorkomen? Daar is namelijk niemand bij gebaat.

Over de vreselijke antihomowet die de Ugandese president heeft ondertekend heeft de staatssecretaris in zijn brief van 25 februari geschreven dat Ugandese LHBT's een vergunning krijgen tenzij uit de individuele situatie blijkt dat er geen vrees is voor vervolging. Kan de staatssecretaris aangeven wat dit betekent? Waarom gebruikt de staatssecretaris een «ja, tenzij»-redenering, terwijl toch ook hier geldt dat men het individueel aannemelijk moet maken, of anderzijds dat het categorisch is, zoals in Irak. Wat zijn de recente ontwikkelingen in Uganda? Heeft de minister van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld alweer nieuwe informatie verstrekt over de situatie?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Sprekers voor mij hebben het al genoemd: er is in deze wereld helaas in toenemende mate sprake van antihomowetgeving en homofobe neigingen vanuit diverse overheden, met name op het continent Afrika maar ook in islamitische landen. Ik wil beginnen met het noemen van een aantal voorbeelden en daarna ingaan op het beleid in algemene zin.

Ik begin natuurlijk met Uganda, het land dat de aanleiding vormde voor dit overleg en waar internationale druk niet heeft kunnen voorkomen dat president Museveni toch zijn handtekening zette onder die draconische antihomowet, die in de volksmond ook wel de «kill the gays»-wet wordt genoemd. Het effect van deze wet is direct zichtbaar in de Ugandese gemeenschap. LHBT's ter plaatse hebben al dreigementen ontvangen, tot doodsbedreigingen aan toe. Heeft de staatssecretaris al onderzoek gedaan naar de manier waarop deze wet gehandhaafd wordt en naar de effecten die de wet op dit moment heeft op de samenleving in Uganda? Hetzelfde geldt voor Nigeria, waar begin dit jaar een soortgelijke wet werd ondertekend en waar volgens Amnesty sprake is van een ware heksenjacht op LHBT's.

Dit zijn helaas niet de enige voorbeelden in de wereld waarin sprake is van een brede problematiek van homofobie. Mensen die vervolgd worden om hun geaardheid hebben recht op asiel. Daarom heb ik een aantal vragen voor de staatssecretaris.

Mijn eerste vraag gaat over Uganda. Het is goed dat er een versoepeling is in het asielbeleid voor deze groep, maar ik vraag de staatssecretaris ook waarom ervoor gekozen is om de groep van LHBT's uit Uganda niet als groep te bekijken, maar in plaats daarvan te kiezen voor individuele toetsing. De tekst van de wet spreekt volgens mij voor zich. Het betreft systematische vervolging van homoseksuelen, met een gevangenisstraf als potentiële straf.

Mijn volgende vraag gaat over Iran. Zowel Human Rights Watch als Amnesty International maakt melding van systematische vervolging van LHBT's in dit land. Mij valt op dat in het Nederlandse ambtsbericht eigenlijk het tegenovergestelde wordt beweerd. Waar komt deze discrepantie vandaan en waarom is ondanks deze tegenstrijdigheid en ondanks een aangenomen motie in de Eerste Kamer toch besloten om de bescherming van Iraanse LHBT-asielzoekers te verlagen en hun de A-status af te nemen?

Ik ben begonnen met wat voorbeelden, maar naast deze landen, die misschien wat meer in de schijnwerpers staan, is er op deze wereld in maar liefst 77 landen sprake van strafbaarstelling van homoseksualiteit. Mijn fractie is bezorgd of er wel voldoende zicht is op al deze landen, en vraagt zich af in hoeverre duidelijk is in welke mate LHBT's ter plekke worden vervolgd. Ik vraag de staatssecretaris, met zijn beleidswijziging in het achterhoofd, om wat extra aandacht en inzet om bij die landen nog eens door te lichten of we daar in de asielprocedure actief en zorgvuldig naar kijken. Want Uganda is nu in het nieuws en heeft onze aandacht, maar er zijn nog 77 andere landen waar minstens zo draconische wetgeving of «de facto»-wetgeving wordt uitgevoerd.

Mijn volgende punt is de Europese Unie. Het is onwenselijk dat er grote verschillen bestaan tussen de Europese lidstaten in de manier waarop zij aanvragen van LHBT-asielzoekers beoordelen. Ik pleit daarom voor een eenduidig beleid in Nederland én in Europa voor asielzoekers die hun land ontvluchten vanwege antihomowetgeving. Ik noem een paar verschillen binnen Europa. In Italië is strafbaarstelling van homoseksualiteit in het land van herkomst voldoende voor het verkrijgen van asiel. Dan gaat het nog niet over de uitvoering of de handhaving van de straf, maar alleen over het feit dat het strafbaar is gesteld. In Spanje daarentegen maken alleen LHBT-activisten kans op asiel. Ook in Denemarken en Noorwegen zijn ze strenger dan hier. Daar moet je zelfs aantonen dat je specifieke vervolging riskeert. Voor mijn fractie zijn zulke verschillen binnen de Europese Unie onacceptabel. Ik vraag de staatssecretaris daarom het volgende. Eerder ging hij met een motie van mijn hand over een Europees ambtsbericht zeer voortvarend aan de slag, en de Europese Unie heeft dat zelfs uitgebreid richting een Europees uitzettingsbeleid. Ik vraag de staatssecretaris nu om ook op dit specifiek terrein te bekijken of hij een voortrekkersrol binnen de Europese Unie zou willen vervullen, en om in ieder geval in te zetten op een uniform, eenduidig asielbeleid binnen de Europese Unie op het gebied van LHBT's. Het uiteindelijke doel is natuurlijk een gezamenlijk asielbeleid.

Tot slot nog een klein punt. Het is geen klein punt, maar het is wel mijn laatste punt. Het betreft de positie van LHBT-Nederlanders met homoseksuele partners in een van deze landen. Eerder is in het vragenuurtje aandacht geweest voor de partner van een Nederlander in Uganda, maar ik vraag de staatssecretaris nu in algemene zin naar deze casussen van Nederlanders met partners in dergelijke landen. De staatssecretaris zegt dat zij een mvv kunnen aanvragen op basis van hun recht op gezinsleven en dat is mooi, maar is dit een alternatief dat soelaas biedt? Hoe vaak wordt dit soort verzoeken op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ingewilligd?

De voorzitter: LHBT hadden we gehad, en mvv betekent: machtiging voor voorlopig verblijf.

De heer Sjoerdsma (D66): Dank u.

De voorzitter: Ja, ik ben daar echt consequent in. Dan weet u dat.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. Ik vervang dus mijn collega Gesthuizen, die verhinderd is.

Goed nieuws: LHBT-asielzoekers worden niet meer verplicht om zich terughoudend op te stellen in het land van herkomst. Het is wel jammer dat daar een uitspraak van het Hof van Justitie voor nodig was, want eigenlijk was het beleid dus al jaren in strijd met de rechten van vluchtelingen. Maar nogmaals, mijn fractie noemt de beleidswijziging een positieve ontwikkeling. Hoe zit het echter met Nigeria, Kameroen en Jamaica? Daar is homoseksualiteit ook verboden. Of Afghanistan? Amnesty waarschuwde niet voor niets voor de verontrustende opmars van homofobie in nu al 37 Afrikaanse landen. Gaat de staatssecretaris het asielbeleid voor LHBT's voor die landen ook goed onder de loep houden? Overigens spelen ook nog steeds de mensenrechtenschendingen van homoseksuelen in Rusland. Wat is de stand van zaken rond de uitvoerige gesprekken die zouden worden gevoerd met Rusland? Sinds de winterspelen is het angstvallig stil.

Ik ga terug naar de LHBT's, met name die uit Uganda. Zij krijgen een verblijfsvergunning asiel, tenzij concreet uit de individuele situatie blijkt dat er na terugkeer geen sprake zal zijn van vervolging, maar hoe vindt deze toetsing plaats? Nu vaststaat dat Ugandese homoseksuelen gewoon van staatswege worden vervolgd, hebben zij immers recht op asiel op grond van het Vluchtelingenverdrag. Mijn fractie snapt dus de uitzondering niet helemaal die de staatssecretaris maakt. Zorgt deze uitzondering er bovendien niet voor dat Nederland onder het beschermingsniveau zakt dat is vastgesteld door onder andere het Hof van Justitie?

Natuurlijk moet een asielzoeker wel homoseksueel zijn om voor het speciale beleid in aanmerking te komen, maar hoe ver gaat de IND eigenlijk om te toetsen of iemand ook echt homoseksueel is? Er loopt nu namelijk een zaak bij het Hof van Justitie van de EU waarin de vraag voorligt hoe iemands seksuele gerichtheid kan worden getoetst. De uitspraak komt over een paar maanden. Kan de staatssecretaris de Kamer hiervan op de hoogte houden en er tegen die tijd ook op reageren?

Ook krijgt mijn fractie graag een reactie op het artikel in het NRC van 11 april, waarin forse kritiek wordt geuit door psycholoog Peter Herfst. Hij uit kritiek op het ontbreken van kennis en inzicht bij IND-medewerkers bij het vaststellen van homoseksualiteit. Dat brengt mij ook op de kritiek die het COC heeft geuit op de uitvoering van het nieuwe beleid voor homoseksuelen als er nieuwe feiten en omstandigheden in de procedure zijn. Klopt het dat aanvragen tegenwoordig worden afgewezen – misschien niet allemaal, maar het gebeurt wel – op grond van de geloofwaardigheid of eigenlijk de ongeloofwaardigheid van een late coming-out? Dat lijkt me toch niet de bedoeling.

Voor de bescherming van homoseksuelen in Uganda zelf zijn een hoop maatregelen aangekondigd. Wat is de stand van zaken? Hoe wordt voorkomen dat het ontzeggen van financiële steun slechts zal leiden tot een neerwaartse spiraal? Kan de staatssecretaris inschatten hoe groot de kans is dat de Ugandese regering en haar president alsnog zullen besluiten om te wet in te trekken? En wat gaat de de Nederlandse regering doen als de wet gewoon wordt ingevoerd en de straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gebracht? Ik ben benieuwd wat er, behalve het steunen van de rechtszaak tegen deze wet, waarvan ik groot voorstander ben, verder nog kan worden ondernomen. Ook daarvan worden wij graag op de hoogte gehouden.

Tot slot een punt dat mijn collega Gesthuizen al vaker heeft aangekaart maar waarop zij nog steeds geen antwoord heeft gekregen. Zij kreeg via via te horen over een homoseksuele jongen uit Uganda, die niet de middelen had om te vluchten. Hoe kan zo iemand op grond van het Vluchtelingenverdrag om bescherming vragen in Europa? De route via de UNHCR, de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN, is niet voor iedereen een optie, want de aantallen zijn beperkt en zoiets duurt jaren. Als dan de enige uitweg de weg van de mensensmokkel is, lijkt mij dat zeer onwenselijk. Ook op deze problematiek hoor ik dus graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De PVV-fractie vindt de gelijkheid van homo's en hetero's een groot goed. Het is treurig dat die gelijkheid in veel landen niet geldt. Met name in islamitische en Afrikaanse landen is de positie van homo's vaak zeer beroerd. Ook ik schaar onder het woord «homo's» de gehele categorie LHBT's, dus lesbiennes, homo's, transgenders en biseksuelen. Daarbij springt de situatie in Uganda natuurlijk meteen in het oog. Daar geldt nu een draconische antihomowet op grond waarvan homo's voor lange tijd de gevangenis in kunnen worden gegooid. Het spreekt voor zich dat Ugandezen tegen vervolging op grond van seksuele geaardheid beschermd moeten worden en ook voor deze groep kan dit het beste in de eigen regio gebeuren. Zo kunnen homo's in het Afrika ten zuiden van de Sahara terecht in Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika zijn homorechten in de grondwet opgenomen, is het homohuwelijk zelfs toegestaan en is vervolging vanwege seksuele geaardheid een gegronde reden om asiel te krijgen.

In dat licht is het niet logisch om Ugandese homo's die de hele wereld overvliegen naar Nederland een verblijfsvergunning te geven. Het gaat er immers om dat ze beschermd moeten worden tegen vervolging. Dat kan, nogmaals, veel dichter bij huis. Ik vraag de staatssecretaris dus allereerst om in te zetten op opvang in de eigen regio, in het eigen werelddeel. Om dat te bereiken is het nodig om het Vluchtelingenverdrag op te zeggen, want dat verdrag zorgt er helaas voor dat iedereen ter wereld die dat wil, toegang kan krijgen tot de Nederlandse asielprocedure. Daarom vliegt men juist de hele wereld over naar Nederland, dus niet alleen vanwege de veiligheid, die vaak veel dichter bij huis is te vinden, maar vanwege onze welvaart en verzorgingsstaat. Deze gang van zaken is onhoudbaar, en Nederland moet stoppen met het uit de hele wereld aantrekken en toelaten van asielzoekers, juist om onze verzorgingsstaat te beschermen, want die gaat nu eenmaal niet samen met voortgaande massa-immigratie.

In België is de afgelopen tijd al een grote toename vastgesteld van de instroom van homoseksuele asielzoekers uit Afrika, of van mensen die stellen homoseksueel te zijn. Wordt die toename ook in Nederland gezien? Hoeveel asielzoekers beroepen zich in totaal op homoseksualiteit als asielgrond en hoe ontwikkelt dit aantal zich? En hoe zit het specifiek met Ugandese homo's? Is dit aantal toegenomen sinds de staatssecretaris heeft gezegd dat Ugandese homo's hier vrijwel standaard verblijfsrecht krijgen? Deze vragen zijn belangrijk, maar tot mijn verbazing las ik in de brief van gisteren dat er helemaal geen registratie plaatsvindt van bijvoorbeeld het aantal mensen dat hier asiel krijgt vanwege gestelde homoseksualiteit. Waar men in België dus stevig de vinger aan de pols houdt en ontwikkelingen kan signaleren en kwantificeren, weten we in Nederland van toeten noch blazen. Is de staatssecretaris het ermee eens dat dit een onwenselijke situatie is? Je moet belangrijke asielgronden toch kunnen categoriseren, juist om trends en ontwikkelingen te kunnen signaleren en effecten van beleid te kunnen volgen? De vraag is dus hoe het kan dat deze registratie niet bestaat, en hoe dit gaat verbeteren. Overigens wil ik nog steeds een antwoord op mijn vragen over een mogelijke toename van het aantal homoseksuele asielzoekers uit Afrika, ook al is het op basis van waarnemingen in aanmeldcentra, bijvoorbeeld als de informatie niet uit systemen is te verkrijgen.

Vindt de staatssecretaris het echt verstandig om steeds de nadruk te leggen op zijn beleid om aan specifieke groepen vrijwel standaard een verblijfsvergunning te geven? Dat gebeurt niet alleen ten aanzien van Ugandese homoseksuelen, maar bijvoorbeeld ook met asielzoekers uit Syrië. Deze mededelingen worden namelijk altijd goed opgepikt door mensensmokkelorganisaties. Die bekijken voortdurend waar ze hun cliënten het best kwijt kunnen. De suggestie van de staatssecretaris dat hier een veredeld categoriaal toelatingsbeleid wordt gevoerd, zal deze mensensmokkelorganisaties als muziek in de oren klinken. Daar is de PVV in ieder geval bang voor. In dit kader wijs ik er ook op dat het inwilligingspercentage van asielzoekers in Nederland veel hoger ligt dan in omliggende landen. Vindt de staatssecretaris dit ook problematisch? Geldt dit principe ook specifiek voor asielverzoeken van homoseksuelen?

Hoe gaat de staatssecretaris om met fraude en misbruik, zoals valse beweringen dat men homoseksueel is? Erkent hij dat dit een probleem is? Hoe vaak gebeurt het dat verblijfsvergunningen worden ingetrokken als wordt ontdekt dat de asielgrond vals is?

De voorzitter: Bent u aan het afronden?

De heer Fritsma (PVV): Ik ben aan het afronden. Ik wil de staatssecretaris nog vragen hoe het kan dat in andere landen veel meer wordt gedaan om homoseksualiteit vast te stellen. Is de staatssecretaris bereid om naar andere landen te kijken teneinde het kaf beter van het koren te kunnen scheiden?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Toen de president van Uganda dan uiteindelijk toch zijn handtekening zette onder de antihomowet, schortte minister Ploumen de hulp aan de justitiële sector in Uganda op en hoorden we staatssecretaris Teeven op de radio zeggen dat het asielbeleid voor homoseksuele Ugandezen zou worden versoepeld. Daar was en is mijn fractie blij mee. Ik heb nog wel vragen over de precieze betekenis in de praktijk van die versoepeling. Collega's hebben daaraan ook al gerefereerd, dus ik kan het kort houden.

Ik heb met name vragen over de individuele toets. In de brief van de staatssecretaris van 25 februari staat: omdat er nog geen sprake is van systematische vervolging blijft de individuele toets nodig. Het lijkt mij heel moeilijk om het begrip «systematische vervolging» exact te definiëren. In het licht van de beelden uit Uganda en wat we gelezen hebben over de situatie daar, kun je je afvragen of het wel verantwoord is om zomaar het oordeel te vellen dat er in Uganda geen sprake is van systematische vervolging. Ik vraag de staatssecretaris om daar nog eens op in te gaan.

Ook in de brief die we gisteren hebben gekregen komt dit terug: er is een versoepeling en we zullen aanvragen van homoseksuele Ugandezen in beginsel heel welwillend bejegenen, tenzij concreet uit de individuele situatie blijkt dat na terugkeer geen sprake zal zijn van vervolging. Ook hierbij vraag ik me af: hoe kan zoiets blijken? Komt het weleens voor dat iemand uit deze groep asiel aanvraagt in Nederland en dat bij de toetsing blijkt dat er na terugkeer geen sprake zal zijn van vervolging? Ik kan me gewoon niet zo heel goed voorstellen wat dat in de praktijk betekent. Dat brengt mij op een algemene punt dat ook al door collega's is gemaakt. Zou het niet veel meer in de rede liggen om voor Uganda, net als voor Irak, een generieke maatregel voor de LHBT-groep toe te passen?

Ik ga kort in op Iran. Collega Sjoerdsma vroeg daar ook naar. Er is een opvallend verschil. In feite is het asielbeleid restrictiever geworden, omdat het groepscriterium niet meer geldt aangezien de situatie voor homo's daar zou zijn verbeterd, althans dat zegt het ambtsbericht. Amnesty en Human Rights Watch hebben daar een ander oordeel over. Dat leidt mij tot de vraag of dat restrictiever maken voor Iran niet in strijd is met de motie-Strik in de Eerste Kamer, waarin staat dat de regering het beleid niet verder mag verslechteren.

Ik ben toe aan mijn laatste punt, voorzitter. Ik denk dat dat nog net kan.

De voorzitter: Nog ruim!

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dan neem ik alle tijd. Nou, ik hoef mijn tijd niet per se op te maken, hoor.

Mijn laatste punt betreft de brief van 14 februari. Daarin schrijft de staatssecretaris: «Een homoseksuele asielzoeker moet in het land van herkomst zijn seksuele gerichtheid op dezelfde wijze kunnen beleven als een heteroseksueel dit in het land van herkomst kan». Mijn fractie is het daar volledig mee eens. Dat is uiteraard wat er moet gebeuren. In de aangepaste tekst van de circulaire die in de Staatscourant is gepubliceerd op 21 februari, staan echter toch dingen die mij niet meteen geruststellen. Een voorbeeld: «Bij de beoordeling van de individuele situatie van de vreemdeling betrekt de IND ook de wijze waarop de vreemdeling voornemens is in zijn land van herkomst zijn seksuele gerichtheid te uiten en de aannemelijkheid daarvan». Misschien begrijp ik niet precies wat hier staat – dan kan de staatssecretaris mij dat ongetwijfeld uitleggen – maar ik kan dit slecht rijmen met het citaat uit de brief van de staatssecretaris van ruim een week eerder dat ik net voorlas, en met andere brieven aan de Kamer, waarin de staatssecretaris schrijft het beleid te gaan aanpassen op basis van de uitspraak van de Raad van State en wat daar allemaal uit is voortgekomen. Ik wil dus heel graag weten wat het nu is. Gaan we bij de beoordeling nu wel «de wijze waarop de vreemdeling ...» et cetera betrekken? Of speelt dat geen rol meer, omdat wat voor een heteroseksueel geldt, vanzelfsprekend ook voor een homoseksueel geldt, namelijk dat hij zich mag gedragen zoals dat zich binnen de geldende regels, cultuur of wetgeving in zijn land afspeelt?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook mijn fractie was geschokt toen Uganda die antihomowet aannam, die ertoe kan leiden dat homoseksuelen een gevangenisstraf van veertien jaar krijgen, of zelfs de doodstraf. Wij zijn het dan ook van harte eens met het beleid dat inmiddels zowel door minister Ploumen als door de staatssecretaris is ingezet om het beleid rond homoseksuele asielzoekers die hier een aanvraag indienen, te versoepelen, en te stoppen met de sectorale justitiële steun. Daar hebben wij al eerder voor gepleit voor Uganda, omdat de corruptiebestrijding daar niet van de grond kwam.

Een van de aanleidingen om het beleid te versoepelen is de uitspraak van het Hof van Justitie. Dat heeft al eerder aangegeven dat niet verlangd mag worden van homo's, en ook niet van christenen, dat zij zich terughoudend of verdekt opstellen in het publieke leven. Ze zouden dan binnen bepaalde grenzen moeten opereren, een laag profiel moeten houden en moeten voorkomen dat er negatieve aandacht op hen wordt gevestigd. Gelukkig is dit nu ook staand beleid, en mogen we dat niet vragen van mensen bij wie overwogen wordt om ze terug te sturen. Dat geldt zowel voor homo's als voor christenen.

Op dit specifieke punt heb ik nog twee opmerkingen. De ene gaat over de geloofwaardigheid en de toetsing daarvan, en de andere over de flexibiliteit in noodsituaties. Ik begin met de geloofwaardigheid. Aan de ene kant wordt volgens de brief van de staatssecretaris rekening gehouden met het feit dat het nogal moeilijk is om te komen tot een sluitend bewijs met betrekking tot gerichtheid. Die moet worden onderbouwd. Aan de andere kant is de mededeling van de asielzoeker dat hij homo is op zich niet voldoende. Binnen die kaders dient de IND tot een afweging te komen. Mijn collega van de SP noemde zonet al het artikel in NRC over psycholoog Peter Herfst van de stichting Secret Garden, ook bekend van eerdere petities over de veiligheid van homo's in asielzoekerscentra die wij hier in ontvangst hebben mogen nemen. Hij zegt dat er nog wel een en ander verbeterd zou kunnen worden aan de toets of iemand inderdaad homoseksueel is. Het komt regelmatig voor dat iemand een nee krijgt, zelfs al is hij niet gezien door de betreffende ambtenaar. Dat leidt tot de volgende twee vragen aan de staatssecretaris. Beschikken de IND en de beslismedewerkers over voldoende expertise om die afweging te maken? De contacten met de organisaties zijn inmiddels verbeterd; dat geldt zowel voor homo's als voor christenen. Mijn fractie ontvangt echter nog steeds klachten. Kan de overdracht van expertise van organisaties als Secret Garden, het COC of bijvoorbeeld Stichting Gave als het gaat om christenen, nog verbeterd worden? Ik weet dat daartoe een eerste stap is gezet. En zou het niet een verplichting moeten zijn dat de beslisambtenaar altijd de persoon in kwestie heeft gezien om tot een oordeel te komen?

Mijn fractie doet ook een suggestie. Omdat er onduidelijkheid zou kunnen ontstaan met betrekking tot tolken en vertalingen van teksten, is het misschien verstandig om interviews op te nemen. Daarmee kan altijd worden teruggeluisterd wat er precies is gezegd en kunnen we voorkomen dat fouten van een tolk niet meer zijn te achterhalen omdat gesprekken niet worden opgenomen. In Amerika gebeurt het; in Engeland weer niet. Het zou een verbetering kunnen zijn.

Ten slotte ga ik in op de flexibiliteit. Mijn fractie juicht toe dat de staatssecretaris zich flexibel durft op te stellen wanneer noodsituaties zoals deze zich voordoen. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris, die hier toch een ruimere interpretatie geeft van de asielregels zoals we die nu kennen, diezelfde flexibiliteit zou toepassen op bijvoorbeeld visumaanvragen voor Syrische familieleden.

De voorzitter: Dat is niet aan de orde vandaag.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik maak even een bruggetje, voorzitter.

De voorzitter: Naar een lege overkant, want dit is nu niet aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nee, maar als hierbij flexibiliteit aan de dag wordt gelegd, zijn er meer zaken waarop dezelfde argumentatie over een noodsituatie kan worden toegepast.

Voorzitter. Een andere vraag van mijn fractie is hoe deze flexibiliteit zich verhoudt tot wetten die heel strikt zijn voor christenen. Dat zijn er ook nogal wat. Je kunt denken aan Pakistan, Saudi-Arabië, Afghanistan, waar de doodstraf staat op een bekering of verandering van geloof. Ik weet dat de staatssecretaris in de afgelopen tijd heeft gesproken met vertegenwoordigers uit Pakistan, maar ook met de Aramese beweging. In hoeverre kunnen wij voor de zomer nog veranderingen in het ambtsbericht over Pakistan verwachten?

De vergadering wordt van 14.40 uur tot 14.50 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen over dit belangwekkende onderwerp. Over zaken in de vreemdelingenportefeuille die lesbiennes, homo's, transgenders en biseksuelen (LHBT's) aangaan heb ik twee keer per halfjaar goed overleg met het COC. De vertegenwoordiger van het COC knikt, dus hij herkent zich in deze mededeling.

De heer Van Ojik las een citaat voor uit de Vreemdelingencirculaire over terughoudendheid. Die terughoudendheid ligt mij ook zwaar op de maag. Ik heb hier de passage in de Vreemdelingencirculaire, zoals deze is gewijzigd op 22 februari van dit jaar. Daarin staat: bij de beoordeling van de individuele situatie van de vreemdeling betrekt de IND ook de wijze waarop de vreemdeling voornemens is in zijn land van herkomst zijn seksuele gerichtheid te uiten en de aannemelijkheid daarvan. Hiertoe onderzoekt de IND hoe de vreemdeling in het verleden en het heden in Nederland of elders invulling heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. En dan komt de passage waar het om gaat: hierbij geldt het uitgangspunt dat de vreemdeling zijn seksuele gerichtheid in zijn land van herkomst niet verborgen hoeft te houden, ook niet in de situatie dat de vreemdeling voorafgaand aan zijn vertrek uit het land van herkomst zijn gerichtheid verborgen heeft gehouden. Er stond een andere tekst, die meer in de richting kwam van wat de heer Van Ojik zojuist citeerde, maar dit is de tekst die nu in de Vreemdelingencirculaire is opgenomen. Ik denk dat het belangrijk is om dat even te zeggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Om verwarring te voorkomen, ik citeer de tekst uit dezelfde circulaire als waaruit de staatssecretaris citeert. Ik heb alleen de eerste twee zinnen geciteerd, die mij op de gedachte brachten dat zij wellicht betekenen dat je van tevoren iets moet zeggen over iets wat je straks misschien niet gaat doen. De staatssecretaris zegt dat die passage is bedoeld om te voorkomen dat een homoseksueel zich straks gedwongen voelt om zich anders te gedragen dan hij normaal gesproken zou doen. Zo begrijp ik het.

Staatssecretaris Teeven: Het staat er ook letterlijk: het uitgangspunt dat de vreemdeling zijn seksuele gerichtheid in zijn land van herkomst niet verborgen hoeft te houden, ook niet als hij dat in het verleden wel heeft gedaan.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb die passage in de Vreemdelingencirculaire ook voor mij, en ik vind deze ook verwarrend. Toen ik deze passage voor de eerste keer las, schrok ik van die eerste zinnen, omdat deze in tegenspraak lijken te zijn met wat de staatssecretaris over zijn nieuwe beleid heeft geschreven in de brieven aan de Kamer. Als het bij ons verwarrend overkomt, komt het bij meer mensen verwarrend over. Om verwarring te voorkomen zouden de eerste twee zinnen op zijn minst aangepast en misschien zelfs verwijderd moeten worden, zodat het duidelijke uitgangspunt in het tweede deel van het antwoord van de staatssecretaris benadrukt wordt.

Staatssecretaris Teeven: Er zijn nog meer opmerkingen gemaakt over de passage in de Vreemdelingencirculaire over terughoudendheid. Het is misschien goed als ik daar iets over zeg. Misschien zeggen de heer Van Nispen en anderen, nadat zij het antwoord van de staatssecretaris hebben gehoord, dat het eigenlijk toch niet zo verwarrend is. Laten we niet meteen aan tekstexegese doen, want misschien kunnen we het met een beetje uitleg voor iedereen begrijpelijk maken. Dat is mijn voorstel.

De heer Van Nispen (SP): Ik zal uiteraard goed luisteren naar wat er verder nog aan uitleg komt. Maar ik denk dat het voor mensen die op enig moment de Vreemdelingencirculaire openklikken op internet, ook duidelijk moet zijn. Zij krijgen er ook geen uitleg van de staatssecretaris bij. Ik zal afwachten en kijken wat er aan duidelijkheid bij komt, maar ik denk toch dat de Vreemdelingencirculaire niet voor meerdere uitleg vatbaar moet zijn.

Staatssecretaris Teeven: Dan zeg ik ook dat de heer Van Nispen even moet doorlezen naar de volgende alinea. Ik heb deze nu twee keer voorgelezen. Volgens mij zit daar geen woord Oost-Indisch bij. Ik kan het niet anders interpreteren dan zoals ik het hier lees, en dat zou ik ook niet willen, maar ik zal proberen het nog een beetje te verduidelijken. Mocht het dan alsnog onduidelijk zijn, dan moeten we even kijken hoe we daar weer uitkomen.

De voorzitter: Daar let ik op, gaat u verder.

Staatssecretaris Teeven: De heer Azmani vroeg wat de IND doet om misbruik van het soepeler beleid voor LHBT-vreemdelingen te voorkomen. Allereerst kan ik zeggen dat er bij de uitvoering geen aanwijzingen zijn dat er sprake zou zijn van veelvuldig misbruik van het LHBT-beleid. Niets wijst erop dat dit zo is. Om misbruik te voorkomen onderzoekt de IND de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid bij de asielaanvraag. Hierbij worden de kwaden van de goeden onderscheiden. Daar gaat ook een preventief signaal vanuit. Als ik mij goed herinner, sprak de heer Fritsma over «het kaf van het koren scheiden». Dat is niet mijn woordgebruik, maar alles kan natuurlijk.

Laat helder zijn dat ik mij terdege bewust ben van de complexiteit van deze beoordeling. Niet uit te sluiten is dat er toch vreemdelingen kunnen zijn die ten onrechte een succesvol beroep doen op het beleid voor LHBT's, maar ook het omgekeerde kan waar zijn, dat vreemdelingen ten onrechte geen beroep kunnen doen op het beleid voor LHBT's. Het culturele taboe dat in veel landen van herkomst op homoseksualiteit rust, zou vreemdelingen kunnen beletten om een asielverzoek in te dienen waarbij zij ten onrechte een beroep doen op homoseksualiteit. Dat is de andere kant van het verhaal.

We zijn alert op die signalen. Om misbruik aan te pakken, als dat plaatsvindt, is het ook van belang dat de IND goed geïnformeerd blijft, ook nadat een vergunning is verstrekt. Mede om die reden hecht ik ook aan een goede en intensieve samenwerking met het maatschappelijk middenveld, waaronder het COC. Een ander voorbeeld zijn religieuze organisaties, als het gaat om bekeerlingen, waarover de heer Voordewind sprak. In die zin spreek ik ook – nog niet zo lang, maar ik doe het wel – met organisaties die vertegenwoordigingen hebben.

Er zijn verschillende overheidsorganisaties die te maken hebben met vreemdelingen. Die hebben ook verschillende informatie over de vreemdeling. Door die informatie te bundelen hebben we een betere informatiepositie gecreëerd. Waar misbruik wordt geconstateerd, zal een herbeoordeling plaatsvinden. Dat is de wijze waarop we daarmee omgaan.

Mevrouw Maij heeft gevraagd hoe ik in staat ben om te borgen dat dit een homovriendelijke procedure is. De heer Sjoerdsma heeft ook gevraagd of de IND-medewerkers voldoende zijn geëquipeerd om dat werk te doen. Volgens mij zijn zij zeer goed geschoold. Zij gaan ook voorzichtig tewerk, zeker als het gaat om zo'n gevoelig onderwerp als seksuele gerichtheid. Ik heb mij verscheidene malen hierover verstaan met de belangenorganisaties. Omdat men zich bewust is van de complexiteit van het horen in LHBT-zaken heeft de IND in samenwerking met het COC in november een masterclass LHBT georganiseerd. De reacties daarop waren zeer positief. Om te komen tot verbetering op verschillende facetten op dit terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions. Het COC is ook betrokken bij de invulling van de training van IND-medewerkers voor het lopende jaar, als een follow-up van de masterclass van vorig jaar. Het COC heeft in samenwerking met de IND een document opgesteld over de benadering van LHBT's door IND-medewerkers.

Wellicht ten overvloede zeg ik tegen mevrouw Maij dat de hoor- en beslismedwerkers van de IND er bij herhaling op zijn gewezen dat er geen impertinente vragen, bijvoorbeeld over seksuele activiteiten, moeten worden gesteld. Het daarop wijzen is nog eens geïntensiveerd nadat het COC erop wees, kort na mijn aantreden op deze portefeuille bij Rutte-II, dat die vragen nog steeds werden gesteld. Ik heb geen aanwijzingen dat die vragen nog worden gesteld. Dan praat ik niet over de situatie in november-december 2012, maar over de situatie op dit moment. Aan het COC en Vluchtelingenwerk heb ik gevraagd om de IND ervan op de hoogte te stellen, als er onverhoopt toch een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. Over 2013 zijn er geen klachten ontvangen dat de IND te ver gegaan zou zijn bij vragen over de seksuele gerichtheid.

In mijn agenda staat al overleg in de volle breedte gepland met het COC. Bij dat reguliere overleg zullen we hier opnieuw over spreken. Alle hoor- en beslismedewerkers worden op die sensitiviteit getraind. Er zijn ook Europese trainingsmodules gevolgd voor de bewijsvoering en het interviewen van kwetsbare mensen. Er is aanvullend een cursus interculturele communicatie gegeven. De IND voert nu overleg over een bijdrage van het COC aan die cursussen. Het Europees Asiel Ondersteuningsbureau (EASO) werkt ook aan een trainingsmodule over gender, identiteit en seksuele georiënteerdheid. Die module kan naar verwachting begin 2015 worden gevolgd. Bij het opstellen van de inhoud daarvan zijn niet-gouvernementele organisaties ook betrokken, net als enkele lidstaten, waaronder Nederland.

Mevrouw Maij (PvdA): Een aantal landen, waaronder Nederland, heeft ingetekend voor deze trainingsmodule van EASO. Enkele andere woordvoerders en ik hebben ook vragen gesteld over de Europese samenwerking. Misschien kunnen andere landen ook gestimuleerd worden om zo'n trainingsmodule te volgen.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal daar zo direct nog wat over zeggen. Bij een ander onderwerp dat het COC bij mij had aangekaart, heb ik al eens aan de vertegenwoordiger van Malta in de JBZ-Raad een vraag gesteld over het erkennen van het homohuwelijk in andere landen binnen de Europese Gemeenschap. Ik ben regelmatig actief op dat terrein.

De heer Van Ojik heeft gevraagd wat wordt bedoeld met het benoemen van de situatie van LHBT's als systematische vervolging. Daaronder versta ik dat stelselmatig en gericht een bepaald gedeelte van de bevolking wordt blootgesteld aan vervolging op basis van ras, afkomst, seksuele gerichtheid of geloof. Dat mensen op grond van een bepaalde eigenschap worden betrokken in een strafrechtelijke procedure, vaak om een niet-objectieve reden, dat is systematische vervolging. Ik kan niet zeggen dat de situatie in Uganda op dit moment zo is, om die vraag betreffende Uganda concreet te beoordelen.

De heer Van Nispen vroeg hoe ik de situatie in landen als Kameroen, Nigeria en Jamaica zie. Volgens mij moet je dan niet een metadiscussie aangaan over de vraag of er sprake is van systematische vervolging, want dat is ook in die landen niet zo. Ik ben het met de heer Van Ojik, die langdurig in Afrika heeft gewerkt, eens dat deze omstandigheid kan worden meegewogen bij de individuele beoordeling of er sprake is van schending van mensenrechten op dit terrein. De vraag of er sprake is van systematische vervolging is niet de belangrijkste omstandigheid, maar een van de omstandigheden die worden meegewogen. In the end is de vraag of LHBT's uit die landen, ook al is er geen sprake van systematische vervolging, gezien hun individuele situatie wel of niet een vergunning krijgen. Dat is wel mogelijk, maar die mensen krijgen niet altijd een vergunning.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik snap heel goed wat de staatssecretaris zegt, maar het is van belang omdat de vraag of er al dan niet sprake is van systematische vervolging bepaalt of er een individuele toets is in de asielprocedure in Nederland. Dat klopt toch? De staatssecretaris schrijft zelf in zijn brief: hoewel er geen sprake is van systematische vervolging en er dus nog steeds sprake is van een individuele toets, zal ik ruimhartig ... Ik zeg het even in mijn eigen woorden. In Uganda is er in juridische zin wellicht geen sprake van systematische vervolging, maar iedereen die de beelden heeft gezien en de recente geschiedenis kent, weet dat iemand uit de LHBT-groep daar zijn leven letterlijk niet zeker is. De politieke vraag aan de staatssecretaris is dan of er nog steeds een individuele toets moet zijn, omdat er juridisch misschien geen sprake is van systematische vervolging.

Staatssecretaris Teeven: Het politieke antwoord daarop is dat niet beslissend is of er sprake is van systematische vervolging van de zijde van de overheid. Het is ook van belang of diezelfde overheid bescherming kan bieden aan die persoon in dat land. Dat bepaalt ook of iemand een verblijfsvergunning krijgt of niet. Het kan zijn dat er geen sprake is van systematische vervolging, maar als de betreffende overheid bijvoorbeeld niet in staat is om bescherming te bieden tegen het gericht aanvallen van homoseksuele medeburgers, dan heb je nog steeds een situatie die daadwerkelijk kan leiden tot veel onbegrip en veel gevaarzetting voor de betrokken vreemdeling. Dat is dan nog steeds een mogelijkheid. Het is niet zo dat iemand automatisch een vergunning krijgt als er de jure sprake is van systematische vervolging, maar er zijn ook tal van andere omstandigheden. Bij die vier landen moeten we daar ook naar kijken. Als de individuele situatie daartoe aanleiding geeft, kan het zijn dat mensen uit die vier landen wel een vergunning krijgen. Ik probeer te zeggen dat het er in die zin positief uitziet dat dit niet de allesbepalende en overheersende omstandigheid is. Als die situatie eenmaal is bereikt, kan er een verblijfsvergunning worden afgegeven, maar als dat niet zo is, betekent dat niet hetzelfde maar dan omgekeerd.

De voorzitter: Ik heb de indruk dat de vragen ertoe strekken om een tweede termijn wellicht te vermijden dan wel te voorkomen. Daarom sta ik deze toe.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dank voor uw ruimhartigheid, voorzitter. Ik zeg ook niet dat dit daar automatisch toe leidt, maar in die redenering leidt dat er wel automatisch toe dat er nog steeds een individuele toetsing plaatsvindt. Het feit dat er in het specifieke geval van Uganda geen sprake is van systematische vervolging, leidt ertoe dat we er in Nederland voor kiezen dat nog steeds individuele toetsing nodig is, als onderdeel van de procedure. De staatssecretaris sprak over de vraag of de overheid in staat is om bescherming te bieden, maar ik zal u zeggen dat de overheid niet eens bereid is om bescherming te bieden, ook al zou ze het kunnen. Alles wat ik weet van de situatie in Uganda – en de staatssecretaris weet dat net zo goed als ik – duidt erop dat de overheid geen bescherming wil bieden aan mensen met een homoseksuele geaardheid. In die situatie zou je kunnen overwegen – en ik vraag de staatssecretaris om dat te doen – om af te zien van die individuele toetsing en een generieke maatregel te nemen, zoals in het geval van Irak bijvoorbeeld wel gebeurt.

Staatssecretaris Teeven: Daar zie ik op dit moment geen aanleiding toe, ook omdat het niet leidt tot de situatie dat er nooit een vergunning wordt verstrekt, eerder het omgekeerde. De heer Fritsma heeft aan mij als staatssecretaris gevraagd om dat niet rond te toeteren, want dat trekt stromen vreemdelingen aan. Dat is een verkorte vertaling van de opmerkingen die de heer Fritsma in eerste termijn heeft gemaakt. Ik denk dat we met z'n allen op de goede weg zijn, maar wat de heer Van Ojik zegt vind ik net een stapje te ver.

Mevrouw Maij heeft gevraagd welke wijzigingen er concreet zijn doorgevoerd naar aanleiding van de uitspraken. Daarmee beantwoord ik ook de vraag van de heer Van Nispen. Ik kan er niet meer over zeggen dan dat er geen terughoudendheid meer wordt verwacht na terugkeer. Ook al heeft de asielzoeker in het verleden geen problemen ondervonden, dan moet wel worden bekeken welke problemen hem mogelijk te wachten staan na terugkeer. In dat kader wordt er gevraagd naar de toekomstige uitingen van de gerichtheid. Zorgvuldig onderzoek van de situatie van LHBT's in het land van herkomst is nodig. In een aantal landen ligt die plicht sterker dan voorheen nog steeds bij de overheid.

Vluchtelingenwerk is van mening dat de passage in de beleidsbrief dat de IND ook erbij betrekt op welke wijze de vreemdeling voornemens is zijn seksuele gerichtheid te uiten bij terugkeer, moet worden aangepast. In het beleid moet het principe van het arrest dat geen rekening mag worden gehouden met de mogelijkheid van een terughoudende opstelling van de asielzoeker, ondubbelzinnig tot uitdrukking worden gebracht. De tekst van de Vreemdelingencirculaire die ik net heb geciteerd – ik zal dat dus niet nog een keer doen – betekent dat er geen terughoudendheid meer wordt verwacht. De passage in de Vreemdelingencirculaire over het betrekken van de wijze waarop de vreemdeling voornemens is zijn seksuele gerichtheid te uiten bij terugkeer, is dus geen verkapte terughoudendheidstoets, zeg ik nog maar even nadrukkelijk. De vraag naar de wijze van uiten wordt gesteld om te kunnen beoordelen of de persoon bij terugkeer zal worden blootgesteld aan vervolging.

Dat we die toetsing zo moeten doen, volgt ook uit een uitspraak van de Afdeling. Deze heeft daarbij overwogen dat bij de beoordeling of een vreemdeling gegronde vrees voor vervolging heeft, ook de verklaringen van de vreemdeling over de wijze waarop hij na terugkeer in zijn land van herkomst invulling aan zijn seksuele gerichtheid zal geven, betrokken moeten worden. De passage in de Vreemdelingencirculaire waar ik mijn eerste termijn mee begon, is daar ook op gebaseerd. Het gaat erom of verklaringen over voorgenomen uitingen van de seksuele gerichtheid bij terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk zijn. Dat is iets anders dan dat iemand zich terughoudend zou moeten opstellen. Het zal niet vaak voorkomen dat verklaringen over voorgenomen uitingen niet aannemelijk zijn, zeg ik erbij. Dat is alleen zo als verklaringen zodanig afwijken van de wijze waarop de vreemdeling eerder zijn gerichtheid heeft geuit, met name in Nederland, dat zij als onaannemelijk moeten worden gezien. Het gaat er hierbij dus niet om of een LHBT-vreemdeling die zijn seksuele gerichtheid in het openbaar en met vrije wil kan uiten.

Er worden vragen gesteld aan de vreemdeling over zijn uitingen en zijn manier van leven bij terugkeer naar zijn land. Of de verklaringen van de vreemdeling daarover geloofwaardig zijn, moet worden beoordeeld in het licht van de situatie van LHBT's in het land van herkomst. Als een vreemdeling in het land van herkomst niet uit de kast is gekomen, om dit onderwerp concreet aan te kaarten, betekent dat niet automatisch dat de vergunning geweigerd zal worden. Daar is geen rechtstreeks verband tussen. Ik benadruk dat de IND niet zal afzien van het verlenen van een vergunning omdat een LHBT-asielzoeker aangeeft zijn gerichtheid wegens sociale druk of schaamte, bijvoorbeeld voor zijn ouders, verborgen te zullen houden. Ik denk dat ik het punt van de terughoudendheid nu vrij uitgebreid heb uitgelegd.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik vind de uitleg van de staatssecretaris helder en duidelijk. Met die uitleg in mijn hoofd is mijn vraag waarom we die zin niet schrappen uit de circulaire. Als ik de uitleg van de staatssecretaris hoor, lijkt het alsof bij de beoordeling of een LHBT-asielzoeker wel of niet een vergunning gaat krijgen, helemaal niet van belang is wat zijn houding in het land van herkomst is of zal zijn. Als het niet van belang is, zou ik zeggen: laten we het schrappen, want dat voorkomt de verwarring die wij aan deze kant van de tafel voelen.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat het van belang is dat ik nog even kritisch naar die Vreemdelingencirculaire kijk. Laten we dat afspreken. Dan bedien ik ook de heer Van Nispen, die hierover aan het begin, na dertig seconden, interrumpeerde. Ik bekijk nog kritisch, ook gezien het gevoelen bij de meerderheid, zoals dat hier is gewisseld, of dit aanleiding geeft tot aanpassingen, en dan zal ik de Kamerleden daarover berichten. Zo niet, dan zal ik aangeven waarom niet. Zo ja, dan zal ik aangeven wat ik ga aanpassen in de Vreemdelingencirculaire. Ik denk dat dit een goed voorstel is.

De voorzitter: Ik heb de indruk dat de commissie de staatssecretaris hier goed in kan volgen of er in tweede termijn nog iets over zal zeggen.

Staatssecretaris Teeven: Er is ook gezegd dat er niet langer terughoudendheid mag worden gevraagd bij het uiten van de homoseksuele gerichtheid. Hierbij wordt de geloofwaardigheidstoets meer een issue. Hoe geloofwaardig is de vreemdeling? De indruk bestaat, ook bij een aantal leden van de commissie, dat er bij de IND steeds vaker wordt getwijfeld aan de LHBT-identiteit van asielzoekers. Ik denk dat ik in het algemeen kan zeggen dat stereotypen en onbegrip hierbij een rol spelen. Ik denk ook dat het belangrijk is dat we de enkele verklaring van de betrokkene dat hij LHBT niet voldoende is. De IND betrekt bij de beoordeling of er sprake is van vervolging zowel de verklaringen van de vreemdeling als openbare informatie uit objectieve bron. Daarbij wordt altijd rekening gehouden met de omstandigheid dat het voor de asielzoeker lastig kan zijn om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBT is. Omgekeerd kan de enkele stelling van een asielzoeker dat hij LHBT is, ook niet voldoende zijn. Tussen die twee uitersten is de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele oriëntatie ingericht. Ik heb hierover al een aantal keren met het COC van gedachten mogen wisselen. Het achterwege laten van de geloofwaardigheidstoets bij LHBT's zou tot misbruik kunnen leiden, dat ben ik met de heer Fritsma en anderen eens. Vragen over LHBT-gerichtheid moeten door de IND zorgvuldig en zonder stereotypering worden gesteld. Vragen over seksuele handelingen moeten worden vermeden.

Vanzelfsprekend worden bij het horen van de gestelde LHBT's de mensenrechten, waaronder het recht op privacy en het verbod op discriminatie zorgvuldig in acht genomen. De IND hoor- en beslismedewerkers worden op verschillende aspecten die van belang zijn bij het interpreteren opgeleid. Tot zover de beantwoording over de terughoudendheid.

De heer Fritsma heeft een aantal vragen gesteld over de aantallen. Het is nu zo dat de IND de seksuele gerichtheid van een asielzoeker niet registreert. Wij hebben dan ook geen harde cijfermatige gegevens over de instroom van LHBT-asielzoekers, maar signalen uit de uitvoering geven wel een beeld van de situatie. Uit ervaringsgegevens van de IND over de afgelopen periode blijkt dat de instroom van LHBT-asielzoekers niet wezenlijk hoger is. De instroom uit landen als Jamaica en Kameroen laat in ieder geval geen stijging zien. Er was in de afgelopen periode een zeer geringe stijging uit landen als Uganda en Nigeria.

Het aantal asielaanvragen van LHBT's uit Uganda kan niet in het systeem worden bijgehouden, maar het wordt nu wel gemonitord, zoals ik in het vragenuur aan de heer Schouw heb toegezegd. Ik zal de Kamer voor het zomerreces informeren over dat aantal, maar ik zou wel voorzichtig zijn met het relateren van een mogelijk hogere instroom van LHBT's aan de totale asielinstroom. Ik proefde in de inbreng van de heer Fritsma dat hij een verband legt tussen de totale instroom en het aantal LHBT's, maar dat verband zou ik niet willen leggen.

Naar aanleiding van wat de heer Fritsma over België heeft gezegd, waarover ik zelf ook twijfel heb, zeg ik toe dat ik aan de Directie Wetgeving zal vragen om te bezien wat er in België nu precies wordt geregistreerd. Daarover zal ik de Kamer informeren. Volgens mijn informatie biedt onze Wet bescherming persoonsgegevens niet de mogelijkheid om die registratie te voltooien. Als die mogelijkheid in België wel bestaat, zal ik bezien of dit ook in Nederland wettelijk mogelijk is. Als dit wel mogelijk is, zal ik in overleg met het kabinet bezien of het wenselijk is om dit te registreren. Ik zeg de heer Fritsma toe dat ik dat zal uitzoeken.

Op de vraag van de heer Azmani en de heer Fritsma is mijn antwoord dat er geen wezenlijke ontwikkelingen zijn. Mevrouw Maij heeft gevraagd hoe het zit in andere Europese landen. Ook andere lidstaten zijn gebonden aan de EU-richtlijnen over de asielprocedure en de kwalificatie van vluchtelingschap. Uiteraard gelden de uitspraken die het Europese Hof van Justitie heeft gedaan niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen. Ik heb al iets gezegd over de training van personeel. Nederland heeft op dit terrein stappen gezet. Ik voeg hieraan toe dat ik aan de directeur van het EASO, de heer Visser, zal vragen om vanuit zijn verantwoordelijkheid aandacht te vragen voor dit onderwerp in de contacten met de meest aangewezen lidstaten. Ik zal hem vragen om na te gaan of deze trainingen in meerdere lidstaten worden georganiseerd en of er sprake is van samenwerking met belangenorganisaties. Ik zal ook aan de vertegenwoordiger van het COC die hier in de zaal zit, vragen of bij hen bekend is in hoeverre er in andere landen wordt samengewerkt door de overheid en de belangenorganisaties. Misschien kan ik die vraag straks al beantwoorden. Dan krijgen wij een duidelijk beeld, als ik aan de heer Visser ga vragen hoe dat in andere lidstaten is geregeld. Dat zeg ik ook toe.

De heer Sjoerdsma (D66): Het is heel goed dat de staatssecretaris bereid is om de trainingen nog een keer aan de kaak te stellen, maar ik noemde een aantal voorbeelden in de praktijk. In Spanje maken eigenlijk alleen LHBT-activisten kans op een vergunning. Denemarken en Noorwegen zijn ook strenger. Daar moet je aantonen dat je specifieke vervolging riskeert. Mijn vraag aan de staatssecretaris is om bij verschillende lidstaten aandacht te vragen voor de uitvoering van de asielprocedure, om te voorkomen dat de vergunningaanvraag van een Ugandese LHBT-asielzoeker die in Litouwen aankomt, om maar een casus te nemen, wordt afgewezen, terwijl deze zou zijn toegewezen als hij in Nederland was aangekomen.

Staatssecretaris Teeven: Er is niets zo moeilijk als een eenduidige uitvoering van het Europees asielbeleid. Sommige woordvoerders betwijfelen zelfs of er wel een eenduidig Europees asielbeleid is. Ik ben het met de heer Sjoerdsma eens dat dit een aangelegen onderwerp is. Ik denk dat om te beginnen een goede inventarisatie moet worden gemaakt waar de knelpunten zitten. Als er een goede informatie-uitwisseling is tussen belangenorganisaties en de overheden in de lidstaten, kan ik mij voorstellen dat dit onderwerp scherp op de agenda staat. Bij sommige landen kan ik mij voorstellen dat er minder sprake is van samenwerking en uitwisseling. Dan zou het meer aandacht van mij behoeven. Ik zal eerst een selectie maken waar het wel goed is geregeld en waar niet. EASO is hiervoor de meest geëigende organisatie, omdat deze hoor- en beslismedewerkers traint in landen waar nog niet zoveel ervaring is met dit onderwerp. Ik zal aan de heer Visser van het EASO vragen of andere overheden ook een beroep op deze organisatie doen. Dat maakt dat er ook in de praktijk wat verandert. Ik moet niet alleen op de trom slaan in Brussel, maar ook daadwerkelijk bevorderen dat er in de praktijk wat verandert.

De heer Sjoerdsma (D66): Met dat laatste ben ik het eens, maar volgens mij gaat het heel goed als de staatssecretaris op de trommel slaat in Brussel. Indachtig de recente ontwikkelingen in Uganda en in andere landen en het feit dat homoseksualiteit in 77 landen strafbaar is, vraag ik hem om niet bij de beslismedewerkers, maar bij zijn collega's onder de aandacht te brengen dat wij daar op deze manier mee omgaan en dat wij hopen en verwachten dat zij eenzelfde soort coulance betrachten als het gaat om LHBT-asielzoekers. Het is de vraag hoe zijn collega's daarop antwoorden, maar ik hoop dat hij bereid is om daarvoor te pleiten.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat het in die volgorde moet gebeuren. Ik zal inventariseren wat de stand van zaken is, ook in het licht van wat mevrouw Maij daarover heeft opgemerkt. Dan zal ik in overleg bekijken waar er wel of geen samenwerking is. Als er op nationaal niveau in andere lidstaten samenwerking is, dan hebben de belangenorganisaties ook een duidelijk beeld waar het goed geregeld is. Daar krijg ik dan ook een helder beeld van. Dan blijven er ongetwijfeld nog enkele landen over die ik in bilaterale contacten daarop aanspreek. Ik ben blij dat de fractie van D66 het waardeert dat ik op de trom sla in Brussel. Dat geldt dan voor alle onderwerpen waarbij wij ons duidelijk laten horen, dus dat is goed. Ik zal dat uiteraard ook op het terrein van terugkeer blijven doen.

De voorzitter: Valt dat buiten deze commissie, mijnheer Sjoerdsma?

Staatssecretaris Teeven: De heer Sjoerdsma, de heer Azmani en anderen hebben gevraagd naar de handhaving van de wet in Uganda. Er is op dit moment nog geen vervolging op grote schaal op grond van deze wet. De heer Van Ojik zegt dat ook niet. Hij neemt andere dingen waar. Op dit moment vindt er nog geen grootschalige vervolging plaats op basis van die wet. Via de voortreffelijke lijn met het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade hebben we informatie over het Grote Merengebied. Daardoor blijven wij goed op de hoogte van wat er gebeurt in dat gebied.

De heer Van Nispen (SP): Dat er nog geen vervolging op grote schaal is, is relatief goed nieuws, maar moet er wel een prominente plaats worden gegeven aan de schaal waarop dit gebeurt? Is niet veel relevanter of vervolging plaatsvindt? Niet om vervelend te doen, maar in de tekst van de Vreemdelingencirculaire staat letterlijk dat een relevant criterium is: de schaal waarop strafrechtelijke vervolging vanwege de seksuele gerichtheid voorkomt. Het zou kunnen dat het niet op grote schaal gebeurt, maar je zult maar net die ene zijn. Zou dat niet gewijzigd moeten worden in: de vraag of vervolging voorkomt?

Staatssecretaris Teeven: De vraag of het op grote schaal voorkomt, bepaalt namelijk of er sprake is van systematische vervolging. Daarover heb ik net met de heer Van Ojik en anderen van gedachten gewisseld en die vraag heb ik beantwoord. Als er sprake is van strafbaarheid, is het misschien wel goed om nog eens precies aan te geven waarop dan wordt getoetst. Het Europese Hof van Justitie heeft in het arrest van 7 november van vorig jaar immers geconcludeerd dat de enkele strafbaarstelling – dat is ook een beetje het antwoord op de vraag – niet voldoende is om van een daad van vervolging in de zin van de Kwalificatierichtlijn te kunnen spreken. Om te kunnen spreken van een daad van vervolging in de zin van de kwalificatierichtlijn, moet de straf daadwerkelijk worden toegepast.

Ik grijp nu even naar de Vreemdelingencirculaire waar de heer Van Nispen naar verwijst, want in de Vreemdelingencirculaire staat dat verwoord als «actieve tenuitvoerlegging». Er moet dus wel degelijk sprake zijn van actieve tenuitvoerlegging. De passage waarin staat dat er wordt gekeken naar de schaal waarop straffen worden toegepast, is een onderdeel van het onderzoek naar de situatie in het land van herkomst ten aanzien van de betreffende groep. Daadwerkelijke tenuitvoerlegging, dus dat je daadwerkelijk daarmee aan de gang gaat, de zwaarte van de straf en de schaal waarop die straffen worden toegepast, zijn de factoren die een beeld geven van de algemene situatie waarin LHBT's zich bevinden in een concreet land.

De heer Voordewind fluistert nu even iets tegen de heer Van Ojik. Dit raakt immers precies aan de inbreng van de heer Voordewind. Het totaal aan wegingsfactoren bepaalt het beleid ten aanzien van een bepaalde groep. De heer Voordewind sprak mij aan op mijn flexibiliteit met betrekking tot Midden-Afrika, het Grote Merengebied, en op mijn geringe flexibiliteit in het Midden-Oosten. Althans, zo verstond ik zijn inbreng. Ik geef daarom even aan wat ik gebruik en wanneer ik wel en niet flexibel ben. Een van de factoren die meespeelt, is de strafbaarheid en dan natuurlijk de mate waarin en de schaal waarop. Dat is dus bepalend. Zo doen wij dit. Daar hoef ik de Vreemdelingencirculaire niet voor te wijzigen.

De heer Van Nispen (SP): Voor een groot gedeelte volg ik de staatssecretaris hierin, want natuurlijk is niet alleen de strafbepaling op zichzelf relevant. Het gaat er ook om of er daadwerkelijk vervolging plaatsvindt en of de straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Ik heb hierbij betoogd: je zult maar net die ene zijn. Het is dus wel degelijk relevant of er überhaupt vervolging of concrete tenuitvoerlegging van straffen plaatsvindt. Dat is dan toch relevanter dan de vraag of 100% van de LHBT's daadwerkelijk in de gevangenis wordt gezet.

Staatssecretaris Teeven: Dat hebben we toch met elkaar gedeeld? Het gaat om de schaal waarop de vervolging plaatsvindt en de mate waarin de tenuitvoerlegging plaatsvindt of om het ene geval. Je kunt namelijk ook één situatie hebben waarin wel vervolgd wordt, maar niet ten uitvoer wordt gelegd. Die landen zijn er natuurlijk ook en daar moet je dus naar kijken. Dit kan toch meespelen bij de individuele toets van iemand? Als een vreemdeling het land binnenkomt, toets je of er vervolging en tenuitvoerlegging heeft plaatsgevonden. Als er wel vervolging is, maar geen tenuitvoerlegging, kan dat toch ook een indicatie zijn voor de wijze waarop het verder in dat land gaat in combinatie met de ambtsberichten? Dat probeer ik aan te geven.

De heer Van Nispen heeft in zijn inbreng gezegd dat LHBT's niet moeten worden afgewezen als zij pas later, tijdens een vervolgaanvraag, hun seksuele gerichtheid bekendmaken. Ik heb daar al over gesproken. Als je die gerichtheid later bekendmaakt, zit je met de geloofwaardigheidstoets, maar dat is het dan ook. Het kan niet tegen je gebruikt worden dat je eerst terughoudend bent geweest en later pas open was.

Mevrouw Maij vroeg hoe in de asielprocedure rekening wordt gehouden met de kwetsbare positie. Daar zijn veel waarborgen voor, zoals de voorbereiding door de advocaat die de asielzoeker ook de rest van de procedure bijstaat. Dat helpt. Bovendien is er voorlichting door Vluchtelingenwerk. Specifieke vragen om een mannelijke of vrouwelijke tolk of hoormedewerker komen natuurlijk ook voor. Het kan van belang zijn of vrouwen door een vrouw of door een man gehoord worden. Hoormedewerkers zijn goed getraind op dit soort specifieke aspecten, onder andere in de masterclasses die wij samen met het COC organiseren.

Ik ga nu in op de landeninformatie. Dit raakt een beetje aan de opmerking van mevrouw Maij in haar inbreng. Vluchtelingenwerk meent dat in de herkomstlanden van asielzoekers waar homoseksualiteit strafbaar is gesteld, opnieuw onderzoek zou moeten worden gedaan naar de maatschappelijke en juridische positie van de LHBT's, bijvoorbeeld in de vorm van een thematisch ambtsbericht van Buitenlandse Zaken. Ik denk dat het belangrijk is dat wij zien dat er goede landinformatie is. Die informatie kan in een ambtsbericht staan, maar die informatie kan ook uit anderen openbare bronnen komen. Ambtsberichten zijn er voor landen van waaruit een substantiële instroom van asielzoekers komt of waar de IND knelpunten ervaart met open bronnen. Die landen zijn er natuurlijk ook. Dan heb je vaak meer ambtsberichten, omdat de ambassade gericht onderzoek doet. Wij gebruiken echter ook andere bronnen, zoals Human Rights Watch, Amnesty International en rapporten van betrouwbare ngo's uit de regio.

De heer Sjoerdsma vroeg waarom wij aan LHBT's uit Iran niet dezelfde bescherming geven als aan LHBT's uit Irak, nu voor LHBT's uit Iran de beschermingsgrond op grond van artikel 29c niet langer geldt. Ik kan mij de discussie in de senaat over de afschaffing van de asielgronden nog goed herinneren. Dit onderwerp is toen specifiek aan de orde geweest. In een brief aan de Kamer van 29 januari jongstleden heb ik gemeld dat voor Iraanse LHBT's eenzelfde beschermingsniveau wordt gehandhaafd als voorheen. Zij gaan er dus niet op achteruit nu artikel 29c van de Vreemdelingenwet niet langer geldt. Er wordt dus een soepel beleid toegepast, zoals ik ook in de senaat heb gezegd. In de praktijk komt het erop neer dat Iraanse LHBT's net als voorheen een asielvergunning krijgen, uiteraard na de geloofwaardigheidstoets. Als een Iraanse LHBT zelf zegt dat zijn seksuele gerichtheid hem geen problemen heeft opgeleverd in Iran en dat hij ook niet verwacht dat dit bij terugkeer het geval zal zijn – die situaties zijn er geweest – zou de IND kunnen afwijzen. Het is overigens onwaarschijnlijk dat deze situatie zich veelvuldig gaat voordoen.

Het is niet eenvoudig om de situatie van groepen in verschillende landen een-op-een naast elkaar te leggen. Ik denk dat de situatie van Iraanse LHBT's – dat zal de heer Sjoerdsma zeker met mij eens zijn – wezenlijk anders is dan die van Iraakse LHBT's. Wat betreft Iran blijkt uit het ambtsbericht dat de vervolging van LHBT's niet op een dermate grote schaal voorkomt dat er sprake is van systematische vervolging.

De heer Sjoerdsma (D66): De staatssecretaris zei enkele zinnen eerder hoeveel belang hij hecht aan de rapporten van onder andere Human Rights Watch en Amnesty. Daarom is het interessant om de discrepantie te noteren tussen enerzijds het ambtsbericht waarin wordt gesproken van niet-systematische vervolging en de rapporten van die twee ngo's waarin staat dat de vervolging wel systematisch plaatsvindt. Waar komt die discrepantie vandaan? De staatssecretaris zegt dat er eigenlijk niet zo veel veranderd is, maar het beschermingsniveau is teruggebracht van categorisch naar individueel.

Staatssecretaris Teeven: Die vrees bestond ook in de senaat toen wij het wijzigingswetvoorstel hebben behandeld. Ik heb toen gezegd dat wij specifiek ten aanzien van Iran – dat was toen ook al een probleemland en is ook als zodanig benoemd – scherp zullen opereren, zodat dit in de praktijk niet leidt tot een minder effectief beschermingsniveau. Dat gebeurt ook niet in de praktijk. Wij gaan er juist heel soepel mee om.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik ken de staatssecretaris als iemand die altijd alle vragen beantwoordt. Hoe zit het dan met de discrepantie tussen het ambtsbericht en de rapporten van een aantal ngo's met een behoorlijke reputatie op dit gebied? De ngo's stellen namelijk dat LHBT's in Iran wel degelijk systematisch vervolgd worden.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb al gezegd dat wij die informatie van ngo's krijgen, zoals Amnesty International en Human Rights Watch, en ook van de ambassade. Als wij twijfelen over een concreet punt – dat is nu precies het verschil tussen Iraakse en Iraanse LHBT's – vragen wij natuurlijk ook ambtsberichten van Buitenlandse Zaken. Dat is in dit concrete geval aan de hand.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als ik de staatssecretaris goed begrijp, zegt hij dus dat er niets veranderd is in het beleid ten aanzien van Iran. Ik had juist begrepen dat er in het verleden geen sprake was van een individuele toetsing voor mensen uit Iran en nu wel. De staatssecretaris kan mij corrigeren als ik dat verkeerd begrepen heb. Dit betekent dat er wel iets veranderd is aan de manier waarop een asielaanvraag wordt behandeld van iemand uit Iran die behoort tot de groep waarover wij het hebben. Of klopt dat gewoon niet?

Staatssecretaris Teeven: De discussie in de senaat bij de afschaffing van de beschermingsgronden C en D ging over de vraag of dit zou leiden tot een lager beschermingsniveau van mensen uit een probleemland – zoals dat in de Eerste Kamer genoemd werd – als Iran. Wij baseren ons op informatie van de ngo's, van de ambassades en van mensenrechtenorganisaties. De heer Sjoerdsma vroeg daarnaar. Als wij dan nog twijfelen, vragen wij het concreet uit bij de ambassade. Het gaat uiteindelijk om het effect. Dat heb ik ook in de Eerste Kamer gezegd. Er is op dit moment in Iran geen lager beschermingsniveau in individuele situaties dan er was ten tijde van het nog bestaan van de beschermingsgrond onder letter C in de Vreemdelingenwet. Ik kan het niet anders maken dan het is, mijnheer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Er is kennelijk besloten om de individuele toetsing weer in te voeren. Die was er even niet, maar is er nu weer.

Staatssecretaris Teeven: Het afschaffen van de beschermingsgronden onder C en D is een uitgebreid discussiepunt geweest in de senaat. Daar refereert de heer Sjoerdsma terecht aan. Ik kan mij nog heel goed herinneren wat de woordvoerder van de senaatsfractie van zijn partij heeft gezegd. Ik heb toen gezegd dat het uiteindelijk om het effect gaat. Het kabinet zal ervoor staan dat, hoewel het de beschermingsgronden onder C en D afschaft, het uiteindelijke effect van de bescherming van personen uit Iran niet minder wordt. Wij hebben dat gemonitord. Wij bekijken dat en vragen dat uit. Het blijkt dat het effect van de bescherming niet minder is. De geloofwaardigheidstoets hebben wij echter nog altijd.

De heer Van Nispen heeft mij gevraagd of er uitzonderingen zijn voor gezinshereniging. Het reguliere toelatingsbeleid kent mogelijkheden tot oplossingen in deze situatie. Ik stel nu vast dat de heer Sjoerdsma dat gevraagd heeft en dat de heer Schouw dit aan de orde heeft gesteld tijdens het vragenuur. De partner van een Nederlander kan zich met zijn Nederlandse partner in Nederland vestigen als hij en zijn partner aan een aantal voorwaarden voldoen. Hij kan bovendien bij de Nederlandse ambassade een aanvraag indienen voor een machtiging tot voorlopig verblijf, waarmee hij Nederland mag inreizen en op basis waarvan een verblijfsvergunning kan worden verleend. Het is daarvoor niet nodig – dat heb ik al tijdens het vragenuur toegezegd – dat de Nederlandse partner in Nederland verblijft.

De voorzitter: Wij zitten nu in het stadium van het beantwoorden van feitelijke vragen. De beoordelingen komen in de tweede termijn.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik ben bekend met wat de staatssecretaris zegt en met wat mijn collega Schouw in het mondelinge vragenuur heeft gevraagd. De staatssecretaris schetst hier een alternatieve route. Hoe vaak worden die mvv-verzoeken op basis van artikel 8 EVRM echt ingewilligd? Dit is een route die bewandeld kan worden, maar hoe vaak wordt die route daadwerkelijk met goedkeuring bewandeld?

Staatssecretaris Teeven: Op dit moment worden er nauwelijks aanvragen gedaan. We spreken dus over heel kleine aantallen. Als de partner die aanvraag doet en er bijvoorbeeld niet aan alle voorwaarden wordt voldaan – dat is mogelijk – dan kan worden beoordeeld of er in de actuele situatie van de casus een aanleiding bestaat om over de voorwaarden heen te stappen. Dat heb ik toen ook gedeeld en toegezegd. Er zal ook altijd worden beoordeeld of er op grond van internationale verdragen aanleiding bestaat om een gezinsleven in Nederland mogelijk te maken. De informatie over die mogelijkheden verstrekt de ambassade op verzoek en daar is nauwelijks gebruik van gemaakt. Daar werd ook naar gevraagd, maar dat is dus nauwelijks gebeurd.

De heer Voordewind stelde een vraag over de geluidsopname. Wij hebben daar ook al eerder over van gedachten gewisseld. Volgens mij heb ik in een brief al aangegeven dat ik die niet nodig en wenselijk vindt. Ik heb dat toen al beargumenteerd. Bovendien heb ik het kostenaspect aangegeven in mijn brief. Ik heb gezegd dat het leidt tot grote budgettaire consequenties. Wij hebben lang geleden al uitgebreid van gedachten gewisseld over het opnemen van de verhoren door hoor- en beslismedewerkers bij de IND.

De heer Voordewind vroeg ook naar de tolken. Hij zegt dat LHBT's vaak bang zijn om zich te uiten in aanwezigheid van een tolk, omdat de tolken niet altijd betrouwbaar zijn. De afgelopen jaren zijn er geen LHBT-gerelateerde klachten over tolken ingediend bij de IND. Er waren uiteraard wel andere klachten, maar niet op dit vlak. Ik meld dat toch maar even. Tolken die hun diensten verlenen aan de IND moeten zich committeren aan de gedragscode. In de Nieuwsbrief Tolken die om deze problemen uit de wereld te krijgen in juni 2013 is verzonden naar alle 950 tolken, is er ook een bijdrage opgenomen van de projectleider van Pink Solutions. In de nieuwe gedragscode is een passage opgenomen over de LHBT-groep. Die tekst is in nauw overleg met Pink Solutions opgesteld. Met ingang van 1 april jongstleden worden daarnaast voor een periode van enkele maanden alle tolken Luganda geëvalueerd door de hoormedewerkers met wie zij werken. Dat vloeit voort uit de speciale aandacht die het COC heeft gevraagd voor tolken in de taalgroep Luganda. Wanneer een medewerker, een asielzoeker of een gemachtigde een klacht of een opmerking heeft over een tolk in het algemeen – het kan ook gaan om de bejegening of de wijze waarop de tolkwerkzaamheden worden uitgevoerd – kan dit worden gemeld bij de tolkencoördinator en dan wordt daar actie op ondernomen.

De voorzitter: Ik denk dat de staatssecretaris, voor zover ik het kan overzien, alle vragen heeft beantwoord. Wij hoeven het natuurlijk niet met alle antwoorden eens te zijn. Wij zullen een korte tweede termijn houden. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Maij.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording. Hij is ook ingegaan op een aantal heel specifieke vragen. Mijn conclusie in de eerste termijn was dat de Partij van de Arbeid het asielbeleid ten aanzien van homoseksuele asielzoekers adequaat vindt. De PvdA heeft een aantal vragen gesteld om de procedure iets te verbeteren. Ik denk dat de staatssecretaris in ieder geval een goed antwoord daarop heeft gegeven. De PvdA maakt zich niet zozeer zorgen over het Nederlandse beleid, maar wel over de inbedding van het beleid in Europa. Ik ben daarom blij met de toezegging van de staatssecretaris dat het EASO en de Nederlandse leidinggevende daar daarmee aan de slag zullen gaan en dat zal worden bekeken op welke wijze dit ook in andere Europese landen beter geborgd kan worden.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. In de eerste termijn heeft er een discussie plaatsgevonden over het aannemelijkheidsvraagstuk in de circulaire. Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris daar goed naar kijkt. Ik kan mij best voorstellen dat de situatie in het land van herkomst niet zodanig is dat je daar bijvoorbeeld geen homoseksuele relatie zou kunnen aangaan, maar dat het openbaar uiten van die homoseksuele relatie door bijvoorbeeld te zoenen op straat et cetera een heel andere omstandigheid is. Het desbetreffende individu koos er echter ook in Nederland of een ander land waar hij hiervoor was, voor om zijn geaardheid toch niet zo openlijk te tonen. Daarin zit volgens mij het aannemelijkheidsvraagstuk en daar toets je dan ook op in het kader van het land van herkomst. Ik zou dat graag meegeven. Ik hoop dat de staatssecretaris daar goed naar kijkt.

In verband met het eigenlijk niet registreren van de gronden waarop LHBT's worden toegelaten, vraag ik mij af hoe het dan zit met signalen die later worden ontvangen en waaruit blijkt dat het homoseksueel zijn enkel een stelling was die eigenlijk niet waar is. Hoe gaat de IND om met die signalen uit de samenleving? De gronden zijn immers niet geregistreerd.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik dank hem ook voor de toezegging dat hij nog een keer scherp zal kijken naar de tekst van de Vreemdelingencirculaire en dan met name naar de zin die betrekking heeft op de houding en de beoordeling van de houding van een LHBT-asielzoeker. Ik heb namelijk het gevoel dat de basis voor de beoordeling een gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer bij een niet terughoudende uitoefening van seksuele gerichtheid moet zijn. Wat mijn fractie betreft kan die zin er dus rustig uit. Misschien heeft de staatssecretaris nog een nadere uitleg waarom die er toch in zou moeten staan. Ik hoop in ieder geval dat die zin gewoon geschrapt kan worden, want op die manier stellen wij zeker dat er bij de beoordeling van die asielaanvraag geen nadruk komt te liggen op het mogelijke gedrag bij terugkeer.

Ik dank de staatssecretaris voor de acties die hij in de Europees verband, in de Europese Unie, wil gaan uitvoeren, met name het gelijktrekken van de behandeling van LHBT-asielzoekers in verschillende landen, niet alleen op het gebied van training maar ook op het gebied van uitvoering van het arrest van het Hof. Dat is uitermate belangrijk. Ik ben gewend dat de staatssecretaris, als je hem vraagt om op de ene trom te slaan in Europa, ook op de andere trom slaat. Dat is zijn goed recht. Ik ben in ieder geval blij dat hij op een aantal pertinente trommen slaat.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. Met uitzondering van Irak blijven we dus individueel toetsen, ook ten aanzien van Uganda, Nigeria, Kameroen en Jamaica. Dat is een zorgwekkende situatie omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van systematische en stelselmatige vervolging. Het is daarom des te belangrijker dat de situatie in die landen goed in de gaten gehouden wordt. Ik vertrouw erop dat de staatssecretaris dat ook doet.

De SP blijft van mening dat de passage in de Vreemdelingencirculaire over de terughoudendheid eigenlijk overbodig en verwarrend is. Een aantal zinnen in het antwoord van de staatssecretaris vond ik in ieder geval duidelijker dan hetgeen ik lees in de Vreemdelingencirculaire. Ik vind het dus heel goed dat de staatssecretaris hier nog eens heel precies naar gaat kijken. Ik vertrouw erop dat hij tot een juiste conclusie komt. Mocht dit onverhoopt niet zo zijn, dan kunnen wij altijd nog bezien of wij naar aanleiding daarvan een motie indienen. Daarvoor kijk ik naar enkele collega's.

Met betrekking tot het andere onderdeel uit de Vreemdelingencirculaire, de schaal waarop staatsrechtelijke vervolging plaatsvindt, blijf ik bij mijn kritiek. Wat mij betreft zou de IND wel degelijk bij de beoordeling moeten betrekken of er een strafbaarstelling is, of er daadwerkelijk vervolging plaatsvindt en of straffen ten uitvoer gelegd worden. Zo begreep ik de staatssecretaris. Als dat zo is, zou daar juist moeten staan «de vraag of vervolging plaatsvindt» en niet «de schaal waarop».

Ten slotte dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoord dat het feit dat de seksuele gerichtheid pas laat in procedure wordt gebracht, de aanvrager niet wordt tegengeworpen. Het kan wel relevant zijn voor de geloofwaardigheid, oké, maar dan moet de IND wel rekening houden met zaken zoals angst en schaamte. Dat kunnen natuurlijk redenen zijn om iets laat in procedure te brengen en dat zegt niet per definitie iets over de geloofwaardigheid van het asielrelaas.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden en voor de toezegging om te kijken naar de aspecten rond de registratie. Ik heb één algemeen punt, namelijk dat de PVV-fractie het onhoudbaar blijft vinden dat de Nederlandse asielprocedure toegankelijk is voor iedereen in de wereld die hiernaartoe wil komen, ook wanneer opvang in de eigen regio duidelijk mogelijk is. Ik heb in de eerste termijn gewezen op de situatie in het zuidelijke deel van Afrika. Als mensen daarvandaan komen en naar Nederland gaan, wordt er een verblijfsvergunning verleend, terwijl de homorechten in het land Zuid-Afrika echt gewaarborgd zijn. Het homohuwelijk is daar mogelijk en er wordt asiel verleend als vervolgd wordt op grond van seksuele geaardheid. Wij blijven dus de nadruk leggen op opvang in de regio als dat mogelijk is. Ik weet dat de staatssecretaris hier anders tegen aankijkt en dat hij het Vluchtelingenverdrag niet wil opzeggen. Daar zal nog vaker over gesproken worden.

Specifiek ten aanzien van homoseksuele asielzoekers wil ik de staatssecretaris toch vragen om de nadruk te blijven leggen op individuele toetsing, want nu die categoriale toelating uit de wet is, is het een beetje vreemd dat wij feitelijk toch nog steeds op de weg zitten van het categoriale toelatingsbeleid.

Mijn allerlaatste punt is misbruik. Ik ben blij dat de staatssecretaris zegt dat dit niet gesignaleerd is in Nederland. Ik wil wel vragen om hier alert op te blijven, want ik heb een bericht voor mij van de Belgische vreemdelingendienst. Daarin geven bronnen nogmaals aan dat er een toename is van homoseksuele asielzoekers van wie sommigen «duidelijk verzinnen dat ze homoseksueel zijn omdat ze zo meer kans denken te maken op een verblijfsvergunning.» Als in België wel duidelijk misbruik wordt gesignaleerd, vind ik het vreemd dat dit in Nederland helemaal niet het geval schijnt te zijn. Misschien moet de IND alert blijven.

Hierbij kan ik het laten.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Uiteraard dank ook ik de staatssecretaris. Ik heb een paar korte punten. Ik vind het interessant dat de staatssecretaris zegt dat er geen sprake is van systematische vervolging in Uganda. Gelukkig maar; wij hebben het daarover gehad. De staatssecretaris bracht in de discussie zelf de vraag in of de overheid bescherming kan bieden aan de mensen die tot de LBHT-groep horen en dus kwetsbaar zijn. De conclusie kan alleen maar luiden dat de overheid dit niet kan en ook niet wil. Alles wat wij ervan weten, duidt daarop. Welke conclusie trekt de staatssecretaris hieruit ten aanzien van het beleid en het bestaan van een individuele toetsing in dit geval? Want daar gaat het steeds om. Graag hoor ik nog meer van hem daarover.

Mijn volgende punt is Iran. De staatssecretaris zegt dat het feitelijke niveau van bescherming daar niet verandert. Ik zeg daar achteraan dat de manier van toetsen wel veranderd is in die zin dat de individuele toetsing erbij is gekomen. Die is er nu, maar was er voorheen niet. Ofwel de individuele toetsing betekent niets, ofwel de toezegging dat feitelijke bescherming niet verandert, kan niet worden waargemaakt. Het is volgens mij een van beiden. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Ten slotte ga ik in op de Vreemdelingencirculaire. Net als mijn collega's ben ik blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij daar nog eens naar zal kijken. Het gaat niet alleen om de tekst van de circulaire, maar ook om wat er feitelijk gebeurt. In de circulaire staat dat de IND onderzoekt hoe de vreemdeling in het verleden en heden in Nederland of elders invulling heeft gegeven aan zijn seksuele geaardheid. Als ik goed geluisterd heb, zegt de staatssecretaris dat dit er helemaal niet toe doet. De vraag is dus waarom de IND dat dan onderzoekt. Nogmaals, ik ben blij dat de staatssecretaris nog eens goed kijkt naar de tekst, maar uiteindelijk gaat het erom wat er in de praktijk al dan niet gebeurt. Uit het antwoord van de staatssecretaris kun je alleen maar de conclusie trekken dat hetgeen ik net heb voorgelezen er helemaal niet toe doet.

De voorzitter: Het woord is aan de staatssecretaris voor de tweede termijn.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik dank mevrouw Maij en de heer Azmani voor hun steun. De heer Azmani spreekt over het aannemelijkheidsvraagstuk. Dat blijft altijd van belang. Ik kan hierbij ook ingaan op de vragen van de heer Van Ojik. Ik ben hier duidelijk over geweest in het algemeen overleg. Ik heb duidelijke opmerkingen gemaakt over de tekst van de Vreemdelingencirculaire. Ik heb met de leden der Kamer afgesproken dat ik daarnaar ga kijken. Ik zal de Kamer een bericht sturen als ik die tekst aanpas. Ik zal ook een bericht sturen als ik de tekst niet aanpas. Geef mij nu even de tijd om te bezien of er nog discrepanties zijn. Dat lijkt mij een goed voorstel. De heer Van Ojik stelt de wereld een beetje zwart-wit voor, maar volgens mij is die niet zo zwart-wit. Volgens mij is gewoon de vraag aan de orde wat het uiteindelijke effect is geweest van het schrappen van de gronden C en D. Ik denk echter dat ik niet mijn eerste termijn over moet doen. De senaat had zorgen over dat schrappen en dus hebben wij er daar wat langer over gesproken, terwijl de Tweede Kamer snel klaar was met die discussie. Ook de senaatsfracties van GroenLinks en D66 hadden hier zorgen over. Ik heb toen gezegd dat wij naar het uiteindelijke effect zullen kijken. Tegen de heer Van Ojik zeg ik dus dat het in de praktijk niet veel uitmaakt, maar dat ik de tekst van de Vreemdelingencirculaire nogmaals zal bekijken. De Kamer zal daarover geïnformeerd worden.

De voorzitter: Ik bewaak even de voortgang van het proces. Wanneer hoort de Kamer van u?

Staatssecretaris Teeven: Dat zal over maximaal een maand zijn, na het meireces, dus voor half mei. Wij hebben zelf niet zo veel reces, maar ieder draagt zijn lot.

De heer Sjoerdsma vond dat er geen nadruk moest liggen op mogelijk gedrag bij terugkeer. De heer Van Nispen sprak daar ook over. Ik was daar helder over. Volgens mij kan ik niet helderder zijn dan ik was.

Ik ben het eens met de heer Sjoerdsma dat wij ons moeten houden aan de uitspraak van het Hof van Justitie, maar het is ook van belang dat andere landen dat doen. De zienswijze van sommigen in het kabinet is dat het een aanzuigende werking heeft als wij het wel netjes doen en de rest niet. Er zijn ook mensen die vinden dat je je altijd moet houden aan wat de rechter erover zegt, want er is een scheiding van staatsmachten. Allebei deze standpunten zijn juist en soms zijn ze ook verenigbaar. Om die reden moeten wij daar dus goed naar kijken en op die trom slaan. Het kan namelijk een onnodige aanzuigende werking hebben als wij het wel netjes doen en de rest niet. Dat is niet goed, ook niet voor de mensen.

Nu kom ik eigenlijk uit op wat de heer Van Nispen zei. Hij verviel niet in herhaling, maar ik zou in herhaling vervallen als ik hier nog een keer op zou ingaan. De schaal waarop vervolging plaatsvindt is natuurlijk wel van belang, want die kan een indicatie ervan zijn dat men doorschiet naar systematische vervolging. Je zult dus naar al die omstandigheden moeten kijken.

Ik ga het Vluchtelingenverdrag niet opzeggen, zeg ik tegen de heer Fritsma. Daarover hebben wij al eerder met elkaar van gedachten gewisseld. Opvang in de regio is wel een prioriteit van het kabinet. Ik wijs er in relatie tot Syrië maar weer op dat Nederland een van de vijf belangrijkste donoren is. Het Nederlandse kabinet zet in eendrachtige samenwerking – zoals altijd – in op de opvang in de regio. Ik erken dus niet dat dit geen prioriteit zou zijn van het kabinet. De heer Fritsma geeft ook het voorbeeld van Zuid-Afrika. Het is nu al zo dat Zuid-Afrika mensen uit het Grote Merengebied opvangt. Slechts een enkeling vindt vanuit het Grote Merengebied – voor zover wij dat in Nederland kunnen beoordelen – zijn weg naar Nederland. Ik zie eigenlijk geen mogelijkheid om dat proces te beïnvloeden. Ik zou echt niet weten hoe ik dat zou moeten beïnvloeden.

De heer Fritsma en ik hebben eerder al eens van gedachten gewisseld over de wijze waarop je opvang van Syriërs in de Emiraten zou moeten regelen. Dat voorbeeld van de heer Fritsma heb ik nog scherp op het netvlies. Ik heb mij suf geprakkeseerd over de manier waarop je dat zou moeten doen, maar je kunt mensen niet beletten om de noordelijke route te nemen. Je kunt dit wel niet willen, maar je kunt het niet beletten. Opvang in de regio is een prioriteit. Van degenen die Europa bereiken en zich melden in Nederland met de gegronde vrees voor hun leven en het verzoek om bescherming, zullen wij de zaken moeten beoordelen.

Ik denk dat ik ben ingegaan op alle opmerkingen en vragen van de leden in tweede termijn.

De voorzitter: Ik zie dat de heer Van Ojik nog een vraag wil stellen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik refereerde aan iets wat de staatssecretaris zelf zei over Uganda in zijn beantwoording in eerste termijn. Hij bracht zelf de mate waarin een land bescherming kan bieden aan zijn eigen onderdanen in de discussie. Dat vond ik interessant. Dat gaf een iets andere kijk op de zaak. De staatssecretaris heeft dit misschien niet zomaar gezegd. Ik vroeg hem tot wat voor conclusie hem dat brengt in het geval van Uganda.

Staatssecretaris Teeven: In geval van Uganda is het nog slecht te zeggen. Ik heb het nog even nagevraagd en wij praten waarschijnlijk over kleine getallen. Deze zomer weten wij daar meer over. Wij monitoren dat nu op verzoek van de heer Schouw van de fractie van D66. Daar is nog niet veel over te zeggen. De mate waarin een land bescherming biedt aan zijn eigen onderdanen kan wel van invloed zijn op de wijze waarop een individueel verzoek wordt getoetst. Als iemand bescherming wil van zijn eigen overheid en die hem die bescherming niet kan bieden, kan dat van invloed zijn op de afwikkeling van de asielprocedure.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Deelt de staatssecretaris dan mijn conclusie dat het in het geval van Uganda niet alleen niet zo is dat de overheid geen bescherming kan bieden, maar dat het ook zo is dat de overheid geen bescherming wil bieden?

Staatssecretaris Teeven: Dat kun je nu afleiden, maar het is nog even de vraag wat er nu de facto gebeurt als iemand zich uit Uganda hier met zo'n verhaal meldt. Wat voor omstandigheden heb je dan? Ik ben het met de heer Van Ojik eens. Als ik de kranten lees, zoals de «Kampala Times», dan word ik daar niet vrolijk van. Ik heb die krant toevallig gelezen toen ik Rwanda was en ik werd niet vrolijk van wat er in de pers stond. Ik deel de zorg van de heer Van Ojik, maar ik ben er nog niet van overtuigd dat dit de facto leidt tot een systematisch vervolgingsbeleid en dat er geen enkele bescherming wordt geboden aan de eigen onderdanen. Dat is een conclusie die ik op dit moment nog niet trek.

De voorzitter: Hiermee zijn wij, nogmaals onder dankzegging, gekomen aan het einde van de tweede termijn. Ik som de gedane toezeggingen even op.

  • De staatssecretaris gaat kritisch kijken naar de tekst van de Vreemdelingencirculaire de dato 22 februari 2014 en zal de Kamer daarover uiterlijk 15 mei informeren.

  • De staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer van 2014 informeren over het aantal asielaanvragen van LHBT's uit Uganda.

  • De staatssecretaris zal nagaan via de directie wetgeving van zijn departement wat er in België wordt geregistreerd en wat de wettelijke mogelijkheden zijn in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens.

De heer Sjoerdsma (D66): Het was misschien een halve toezegging, maar misschien moeten wij die toezegging wat harder markeren. Kan de Europese inzet van de staatssecretaris worden meegenomen in het verslag van de JBZ-Raad of in een ander verslag, als de staatssecretaris daar gelegenheid toe ziet?

Staatssecretaris Teeven: Zeker. Als ik op dit punt interventies pleeg, hetzij bilateraal, hetzij in de JBZ-Raad, dan wordt daar aantekening van gemaakt. Ik zal dit ook meenemen bij de bilaterale contacten. De eerste gelegenheid op JBZ-niveau is op 5 en 6 juni. Bilateraal zijn er al eerder mogelijkheden, bijvoorbeeld met de Baltische staten.

De voorzitter: En de Kamer wordt daarover zoals altijd geïnformeerd.

Staatssecretaris Teeven: Ja, bij de verslaglegging van de JBZ-Raad en zo nodig eerder, als ik het bilateraal doe.

De voorzitter: De halve toezegging van de heer Sjoerdsma is daarmee in volledige mate geëffectueerd.

Ik sluit de vergadering.

Sluiting 16.04 uur.