Kamerstuk 19637-1821

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid


Nr. 1821 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 2 april 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 19 december 2013 over de voorlichting door de Afdeling advisering van de Raad van State over de «immediate measure» van het ECSR (Kamerstuk 29 279, nr. 183).

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 25 maart 2014 over uitvoering van de motie van het lid Van Hijum c.s. over beperken van het op straat komen van kwetsbare uitgeprocedeerde asielzoekers (Kamerstuk 19 637, nr. 1796)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Elias

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Azmani, Elias, Fritsma, Gesthuizen, Van Hijum, Maij, Schouw, Voordewind en Voortman,

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. We zullen er met zijn allen voor zorgen dat het niet langer duurt dan de geplande eindtijd en wellicht kan het zelfs eerder klaar zijn. Ik heet de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom evenals degenen op de publieke tribune en allen die ons anderszins volgen. De spreektijd is vijf minuten per woordvoerder. Dit is een indicatie, ik zal niet zeuren over een overschrijding van 10 seconden.

Als eerste geef ik graag het woord aan mevrouw Maij van de fractie van de PvdA.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. We spreken vandaag over een belangrijk onderwerp, namelijk de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen, of, in sommige gevallen, het ontbreken daarvan. Dat is een groot maatschappelijk probleem, waar we de laatste jaren steeds meer voorbeelden van gezien hebben, of het nu gaat om de Pauluskerk in Rotterdam, de Sacramentskerk hier in Den Haag of het gebouw aan de Havenstraat in Amsterdam. Maar ook in kleinere gemeenten speelt het probleem en zijn ongedocumenteerde mensen, weliswaar op kleinere schaal, op straat aanwezig. Omdat het vreemdelingen zonder verblijfsrecht betreft, is het onduidelijk om hoeveel mensen het precies gaat. Heeft de Staatssecretaris een beeld hoeveel mensen er op dit moment ongeveer ongedocumenteerd op straat leven?

Vreemdelingen die zijn uitgeprocedeerd en van wie de terugkeer niet wil lukken, verdwijnen niet maar duiken ergens op in een gemeente. Enige maanden geleden sprak de burgemeester van Amsterdam hier namens de burgemeesters van de grote steden. Hij deed een oproep om vooral te komen tot een pragmatische oplossing. De PvdA steunt de lijn die burgemeester Van der Laan samen met de Staatssecretaris in Amsterdam heeft uitgezet. Deze is humaan, pragmatisch, maar ook stevig. Wij vinden dat het Rijk het gemeenten niet onmogelijk moet maken om mensen in nood op individuele basis te kunnen helpen.

Voor vandaag staat op de agenda de zogenoemde onmiddellijke maatregel van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van vorig jaar. Hierin werd uitgesproken dat in Nederland aan elke burger, dus ook aan ongedocumenteerden, minimaal een bestaansminimum moet worden geboden: bed, bad en brood. Uitgaan van basale sociale rechten van mensen en het lenigen van de uiterste nood is een goed principe. Het staat tot op zekere hoogte wel op gespannen voet met het Nederlandse vreemdelingenbeleid, dat het recht op opvang stopt als mensen uitgeprocedeerd zijn en niet willen meewerken aan terugkeer. Voor gezinnen bestaat nu de mogelijkheid om in gezinslocaties te verblijven en ook voor vreemdelingen die medische problemen hebben, zijn er mogelijkheden om tijdelijk opvang te krijgen.

De PvdA heeft echter vastgesteld dat het onduidelijk is wat er nu met een aantal andere mensen gebeurt die ik net al noemde, en over wie wij al eerder hebben gedebatteerd. Omdat het onduidelijk was wat precies de reikwijdte van de uitspraak van het Comité was – het betrof een nieuw soort uitspraak – hebben wij voorgesteld om advies aan de Raad van State te vragen. Onze lijn is helder: zodra er een bindend advies of een definitieve uitspraak van het Comité is, of een uitspraak van de nationale rechter, moet Nederland dat advies of die uitspraak opvolgen. De Raad van State heeft nu echter aangegeven dat de uitspraak niet juridisch bindend is en nog niet opgevolgd hoeft te worden. Nóg niet. Wij zijn dus in afwachting van een definitieve uitspraak. Heeft de Staatssecretaris beeld wanneer deze definitieve uitspraak komt?

De heer Schouw (D66): Wat mevrouw Maij hier zegt, is belangrijk. Heb ik goed begrepen dat als er een bindende uitspraak komt die verplicht tot het bieden van bed, bad en brood, de Partij van de Arbeid samen met, denk ik, nog een aantal fracties in dit huis, vindt dat het kabinet onmiddellijk moet overgaan tot het bieden daarvan?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik vind het belangrijk dat als er een uitspraak komt van een internationale organisatie waarvan wij lid zijn, een uitspraak die gaat over mensenrechten en waarvan wij het belangrijk vinden dat andere landen zich eraan houden, Nederland deze uitspraak volgt. Dus inderdaad, als er een definitieve uitspraak komt, vind ik het belangrijk dat wij ons daaraan houden.

De heer Fritsma (PVV): Wat mevrouw Maij hier zegt, is niet niks. Het betekent dat de PvdA, afhankelijk van die uitspraak, wellicht vindt dat alle illegalen die naar Nederland komen, onderdak, voedsel en kleding moeten krijgen. Waarvan denkt de PvdA dat te betalen? Immers, de instroom van illegalen zal gigantisch worden. Hoe denkt de PvdA onder die omstandigheden nog de Nederlandse verzorgingsstaat overeind te houden? Dat is dan natuurlijk zo goed als onmogelijk.

Mevrouw Maij (PvdA): Mijn collega trekt een aantal conclusies die ik niet deel. Het is belangrijk om nu te constateren dat er op dit moment een groep uitgeprocedeerde vreemdelingen is die in een zeer kwetsbare positie verkeert. In het vervolg van mijn inbreng doe ik nog een aantal suggesties hoe we deze mensen kunnen helpen. Ik vind het daarbij heel belangrijk dat we maatwerk leveren en niet per se één groot systeem opbouwen. En ja, ik vind het heel belangrijk dat er in Nederland geen mensen op straat leven, zeker geen kwetsbare mensen.

De heer Fritsma (PVV): Nogmaals, beseft de PvdA-fractie wel de enorme gevolgen van dit standpunt? Als je alle illegalen die Nederland weigeren te verlaten onderdak, voedsel en kleding moet geven, kost dat een kapitaal, met name omdat Nederland dan ook een magneet zal worden voor andere illegalen. Hoe ziet de PvdA-fractie de betaalbaarheid daarvan, laat staan de mogelijkheid om onze verzorgingsstaat nog overeind te houden? We weten immers wat die opvang kost: per asielzoeker betaalt Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) ongeveer € 20.000 per persoon. In die orde van grootte moet je dus denken. Nogmaals: heeft de PvdA-fractie een enkel idee van de enorme gevolgen voor onze samenleving die dit beleid met zich mee zal brengen?

Mevrouw Maij (PvdA): Allereerst is het heel belangrijk dat we in de Europese Unie blijven om onze verzorgingsstaat en onze economie vast te houden. Ik hoop dat mijn collega daar misschien ook over na wil denken. Ten tweede gaat het om een heel specifieke en ook beperkte groep mensen. Daarom heb ik ook de vraag gesteld of de Staatssecretaris een beeld heeft van het aantal uitgeprocedeerde vreemdelingen dat op dit moment op straat leeft. Ik denk dat de heer Fritsma weet dat er op dit moment volgens onderzoeken ongeveer 100.000 mensen ongedocumenteerd in Nederland leven. Dat zijn heel veel mensen die op een eigen manier toch het bestaan weten te behouden. Dat is een andere groep dan de mensen over wie wij het hebben. Het gaat hier om een kwetsbare groep die op straat leeft.

De voorzitter: Ik onderbreek u om de mensen op de publieke tribune en de mensen die ons thuis volgen te zeggen dat de bel die zij nu horen, ruim een minuut blijft gaan. Dit om aan te geven dat in de plenaire zaal over drie minuten het plenaire debat begint. Daar gaan deze leden zich niets van aantrekken. Dit is dus de manier waarop wij tot de dag van vandaag in dit huis de leden erop attenderen dat er een plenair debat begint.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Maij (PvdA): In antwoord op de vraag van de heer Fritsma wil ik nogmaals benadrukken dat ik het belangrijk vind dat het een specifieke, kwetsbare groep betreft en dat wij die mensen niet op straat moeten laten leven. Ik denk dat dat ook niet goed is voor de Nederlandse samenleving en voor onze verzorgingsstaat. In het vervolg van mijn betoog doe ik nog een aantal voorstellen om te bezien hoe we daartoe zouden kunnen komen.

De voorzitter: Daar zou ik dan maar snel mee beginnen als ik u was.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Mensen die op straat leven en uitgeprocedeerd zijn, zijn zeer kwetsbaar en kunnen niet de rust vinden om aan terugkeer en perspectief te denken, laat staan om daar daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. De PvdA vindt het belangrijk dat mensen aan een perspectief werken en zich kunnen richten op de toekomst en op terugkeer naar hun land van herkomst als zij hier niet kunnen verblijven en hier niet mogen blijven.

Er zijn diverse projecten die wel degelijk succesvol zijn en die mensen begeleiden in hun terugkeer naar het land van herkomst. Ik zie in de zaal een aantal mensen zitten die dergelijke projecten vertegenwoordigen. Voorbeelden daarvan zijn de SHIP Foundation en Maatwerk bij Terugkeer. Wanneer vreemdelingen geen vertrouwen hebben in een overheid, begrijpelijk vanwege hun achtergrond, is het goed dat er organisaties zijn die vreemdelingen bijstaan en helpen.

Het vervolg van het traject van het Comité is interessant, maar het gaat er ook om hoe we nu omgaan met vreemdelingen die nu op straat leven. Daar kunnen we, denk ik, iets aan doen. Een aantal gemeenten probeert al om maatwerk te leveren. We denken aan een breed palet aan oplossingen, waar zowel het Rijk, de gemeenten als hulporganisaties bij betrokken zijn, op een manier zoals de Staatssecretaris die ook samen met de burgemeester van Amsterdam heeft gevonden. De doelstelling van dat maatwerk zou helder moeten zijn: minder mensen op straat. Dit is beleid in de geest van de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

Ook zou er intensiever en persoonlijker met uitgeprocedeerde mensen aan terugkeer moeten worden gewerkt. Ik zeg met nadruk «intensief en persoonlijk». Ook gaat het om een samenwerking tussen het Rijk, de gemeenten en hulporganisaties. Uiteindelijk kan er zo een beleid ontstaan dat wat de PvdA betreft pragmatisch maar ook stevig is, en waarbij duidelijk is waar mensen op mogen rekenen, wat er van ze wordt verwacht, welke rol gemeenten kunnen bieden bij noodopvang en welke rol daarbij door het Rijk geboden wordt. Is de Staatssecretaris bereid om verder in gesprek te gaan met gemeenten, zoals hij dat met de gemeente Amsterdam heeft gedaan, om tot een oplossing te komen? Die oplossing kan natuurlijk per gemeente verschillen; voor grote gemeenten geldt immers wat anders dan voor kleine. Hoe staat het met de gesprekken die de Staatssecretaris op dit moment met de gemeente Den Haag hierover voert dan wel tot op dit moment heeft gevoerd?

De heer Van Hijum (CDA): Mijn vraag gaat over dat gemeentelijke maatwerk. Net als mevrouw Maij heb ik verschillende projecten in het land bezocht. Ik zie best dat gemeentelijk maatwerk hier en daar kan bijdragen aan terugkeer. De Staatssecretaris geeft hier ook blijk van in zijn brief, in reactie op een motie die ik heb ingediend. Wat is echter de ruimte voor verschil die mevrouw Maij daarbij acceptabel vindt? Bestaat er geen risico dat er in allerlei gemeenten afzonderlijke «DT&V’tjes» worden opgericht, met eigen beleid en eigen uitzetcriteria, terwijl het landelijk beleid oogluikend toestaat en toegeeft dat er kennelijk geen sluitend terugkeerbeleid is? Ik hoor hier graag wat scherper de opvatting van mevrouw Maij over.

De voorzitter: Zou u willen zeggen wat u bedoelt met die afkorting? Er zijn allerlei mensen die de afkortingen niet kennen maar die wel met ons meekijken.

De heer Van Hijum (CDA): Uiteraard. DT&V is de Dienst Terugkeer en Vertrek, de organisatie die voor de rijksoverheid, de Staatssecretaris, belast is met terugkeer en vertrek. Het is de bedoeling dat terugkeer en vertrek op rijksniveau plaatsvindt en niet binnen allerlei gemeenten wordt afgewikkeld.

De voorzitter: Kijk, nu begrijpen we het wel.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik stel niet voor om overal kleine, specifieke branches van de DT&V op te richten. Ik stel wel voor om te kijken hoe je met mensen individueel aan de slag kunt gaan. Een aantal projecten, bijvoorbeeld in Den Haag, is direct gericht op mensen die hier ongedocumenteerd leven en die uit verschillende landen afkomstig zijn. Als een hulporganisatie zich bijvoorbeeld richt op mensen uit Somalië, is het heel duidelijk dat daar mensen werkzaam zijn die specifieke kennis hebben over wat daar mogelijk is en hoe de mensen eventueel kunnen terugkeren naar een dergelijk land. Dat is anders dan assistentie die verleend wordt aan mensen die bijvoorbeeld terugkeren naar het noorden van Irak. Zo bedoel ik het maatwerk.

Ik bedoel met maatwerk ook het volgende. In sommige gemeenten melden grote groepen zich gezamenlijk. In andere gemeenten, die ik zelf heb bezocht, gaat het maar om een enkeling. Daar worden mensen wel opgevangen maar zou de gemeente graag assistentie willen om die mensen te helpen. Uiteindelijk zijn de mensen uitgeprocedeerd en hebben zij geen verblijfsrecht, en is het dus de bedoeling dat zij terugkeren naar het land van herkomst.

De heer Van Hijum (CDA): Het blijft toch raar dat je op rijksniveau heel beperkte mogelijkheden biedt voor opvang en dat terugkeer daar vooropstaat – ik ga ervan uit dat mensen zelfstandig terugkeren – maar dat je op lokaal niveau ruimte biedt aan allerlei initiatieven om toch opvang te bieden, langer te verblijven en noem maar op. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Dan moet je op een gegeven moment toch op rijksniveau de conclusies trekken dat het beleid niet werkt of dat je samen met gemeenten aan andere oplossingen moet werken? Ik snap niet goed waar mevrouw Maij wil uitkomen.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik wil uitkomen op, denk ik, hetzelfde punt als de heer Van Hijum, namelijk dat mensen die geen verblijfsrecht in Nederland hebben, dat is dus een specifieke groep, zo ver komen dat zij terugkeren naar hun land van herkomst. In een groot aantal gevallen lukt dat met het beleid dat de DT&V uitvoert, maar in een groot aantal gevallen ook niet. Dan is het belangrijk om op een individuele manier met mensen in gesprek te gaan. Dat betekent maatwerk, ook wanneer er bijvoorbeeld ondersteuning is. Ik was een paar weken geleden bij het IOM, waar het ging over ondersteuning om mensen te helpen met een opleiding of een bedrijf in het land van herkomst. Dat is ook persoonlijk; niet iedereen heeft dezelfde behoeften. Voor sommige mensen betekent een beetje ondersteuning en een beetje opleiding dat zij in het land van herkomst aan de slag kunnen met een bedrijf. Voor andere mensen zal weer iets anders kunnen helpen om in het land van herkomst een bestaan op te bouwen.

De voorzitter: Waar staat de afkorting «IOM» voor?

Mevrouw Maij (PvdA): Internationale Organisatie voor Migratie.

De voorzitter: We gaan er een gewoonte van maken.

Hebt u ook nog behoefte aan een interruptie, mijnheer Voordewind, na de vragen van de heer Van Hijum?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Jazeker.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Voordewind, van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik zal niet met een afkorting beginnen maar de hele naam noemen. Het Europees Comité voor Sociale Rechten komt deze zomer met een definitieve uitspraak. Ik begrijp dat de PvdA die definitieve uitspraak wil afwachten. Tegelijkertijd doet mevrouw Maij van de PvdA een voorstel om een intensief persoonlijk terugkeerbeleid met opvang te voeren. Wat levert dat concreet op voor de mensen die in de Sacramentskerk zitten, of in de Vluchtgarage in de Bijlmer of in de noodopvang bij de kerken in Utrecht? Moeten zij wachten tot de zomer totdat de PvdA in beweging komt? Of zegt mevrouw Maij dat de Staatssecretaris wat haar betreft dit plan nu al moet uitvoeren indien de mensen bereid zijn om te kijken naar de mogelijkheid van terugkeer?

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij ben ik duidelijk geweest, maar ik wil het graag herhalen, want ik begrijp dat ik niet helemaal aan de heer Voordewind heb kunnen uitleggen wat ik bedoelde. In een aantal gevallen zie je dat het beleid werkt. Er zitten hier mensen in de zaal die vanuit noodopvang en vanuit terugkeer bezig zijn met projecten waarbij zij in staat zijn om mensen die door de overheid niet begeleid konden worden op hun weg naar terugkeer, individueel te begeleiden. Dat is heel belangrijk. Dat gebeurt nu al op een aantal punten. In Amsterdam heeft de burgemeester een afspraak gemaakt met de Staatssecretaris. In Den Haag is dat nog niet gebeurd. Ik weet dat de burgemeester in Den Haag met de Staatssecretaris in gesprek is. Ik zou graag zien wat er hier gebeurt. Het is belangrijk dat we proberen om niet te wachten op een uiteindelijk oordeel, maar ook kijken naar wat er nu al aan succesvolle en pragmatische oplossingen zijn om te komen tot een punt waarop mensen die uiteindelijk niet in Nederland mogen blijven, op een waardige en humane manier kunnen terugkeren naar hun land van herkomst en daar een bestaan kunnen opbouwen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is een lang antwoord. Ik probeer het samen te vatten, dan kan mevrouw Maij zeggen of het een goede samenvatting is. Begrijp ik dat de PvdA niet wil wachten tot de definitieve uitspraak, maar dat zij nu de Staatssecretaris vraagt om aan de slag te gaan met de burgemeesters om zo te proberen te komen tot een intensieve, persoonlijke aanpak van een eventuele terugkeer, gecombineerd met opvang? Wil de PvdA-fractie dus dat de problemen in de Vluchtgarage nu worden aangepakt en dat daarmee niet vier maanden wordt gewacht? Is dat de samenvatting?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik kijk even in mijn spreektekst en zie dat ik zojuist heb gezegd: het vervolg van het traject van het Comité is interessant, maar het gaat er ook om hoe we nu omgaan met vreemdelingen die nu op straat leven. Volgens mij was ik dus glashelder.

Voorzitter. Tot slot. Wat de PvdA betreft, kan er geleerd worden van buitenlandse voorbeelden. In landen als Duitsland en Denemarken wordt ook gewerkt aan terugkeer vanuit de menselijke waardigheid, met veel persoonlijke aandacht. Het zou goed zijn als Nederland naar deze humane voorbeelden kijkt, in afwachting van de definitieve uitspraak maar ook al gezien de ervaringen die we zelf in Nederland hebben, vanwege de uitspraak van het ECSR, maar ook omdat gemeenten met mensen op straat te maken hebben. Het is de realiteit van de dag. Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken hoe andere landen om ons heen hiermee omgaan, om te bekijken of we daar voorbeelden van kunnen overnemen?

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik zat een beetje te twijfelen of ik moest aansluiten bij de interruptie van de heer Voordewind of dat ik nog even moest wachten of er in de rest van het betoog van mevrouw Maij nog een extra stukje duidelijkheid zou komen. Enerzijds zegt zij dat er nu maatregelen genomen moeten worden. Anderzijds lijkt ze ook de definitieve uitspraak van de Europese Commissie voor Sociale Rechten af te willen wachten. Deelt mevrouw Maij dan in ieder geval het idee van GroenLinks dat je de basisrechten sowieso moet waarborgen, niet pas als de definitieve uitspraak komt, maar nu al, sowieso?

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij heb ik gezegd – ik denk dat ik nu toch in herhaling verval – dat ik het goed vind dat er projecten zijn zoals hier vandaag vertegenwoordigd door een aantal mensen op de publieke tribune, die mensen helpen die op straat terecht zijn gekomen en die tussen wal en schip vallen, maar die vooral ook mensen helpen om na te denken over de terugkeer en over de vraag hoe zij een menswaardig bestaan kunnen opbouwen in het land van herkomst. Uiteraard denk ik dat de uitspraak van het Comité belangrijk is. Ik was er al helder over dat als de uitspraak definitief is, wij die uiteraard moeten opvolgen. Ik geloof echter niet dat we daarop moeten wachten. Ik geloof wel dat we nu moeten kijken naar mogelijke andere pragmatische oplossingen. Ik heb al aangegeven dat ik het goed vind dat de Staatssecretaris bijvoorbeeld in gesprek is geweest met de burgemeester van Amsterdam en daar eerste stappen heeft gezet.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Wat betekent dat concreet? Mevrouw Maij noemt het voorbeeld van Amsterdam, maar in den Haag is de oplossing er nog niet. Zegt mevrouw Maij dat we niet alleen de projecten hun goede werk moeten laten voortzetten maar dat we ook zelf moeten kijken wat wij als overheid kunnen bijdragen? Zegt mevrouw Maij dat we als overheid ook een plicht hebben wat betreft het waarborgen van de basisrechten?

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij heb ik duidelijk aangegeven dat ik het belang zie van de samenwerking tussen het Rijk, de gemeenten en hulporganisaties. Dat betekent dus dat het Rijk en de gemeenten daarvoor uiteraard ook een verantwoordelijkheid hebben.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Gisteren hebben we helaas kunnen meemaken dat de VVD wederom is gebogen voor de Partij van de Arbeid. Een van de weinige punten die de VVD nog niet had weggegeven, was het strafbaar stellen van illegaliteit. Maar onbetrouwbaar als de VVD is, is ook door deze verkiezingsbelofte een streep gehaald. Grote winnaar is helaas de PvdA, die nu gewoon het gehele vreemdelingenbeleid in handen heeft gekregen, want na een nieuw generaal pardon, na het versoepelen van de partner- en gezinsmigratie, na de enorme stijging van het aantal asielzoekers, hebben we nu ook een soort gedoogsituatie voor illegalen. Van een streng vreemdelingenbeleid is helemaal niets meer over.

De grote verliezer is natuurlijk de Nederlandse samenleving, want illegaliteit is een groot maatschappelijk probleem dat veel overlast, criminaliteit en kosten met zich meebrengt. Dat probleem blijft onopgelost. Sterker nog, het wordt natuurlijk alleen maar groter, want in plaats van illegaliteit te sanctioneren is nu de boodschap: kom naar Nederland, want zelfs als je hier geen verblijfsrecht hebt, kun je hier zorgeloos rondlopen. We hebben nu in feite een illegalenpardon, en dat is het laatste wat we nodig hebben.

De PVV vindt de reactie van de Staatssecretaris op dit alles werkelijk stuitend. «Een goede deal», noemde hij het gisteren in de pers. Zijn vreemdelingenbeleid wordt helemaal afgebroken, maar de Staatssecretaris is in een soort juichstemming. Een «goede deal», dat geeft te denken. De Staatssecretaris heeft de strafbaarstelling van illegaliteit altijd verdedigd, maar heeft er nu kennelijk geen enkele moeite mee dat dit punt van tafel wordt geveegd. Kan de Staatssecretaris dat nader verklaren?

In het verlengde hiervan wil ik de Staatssecretaris vragen of hij zich realiseert dat het laten varen van deze maatregel gewoon onverantwoord is. Strafbaarstelling is toch nodig om het probleem van de illegaliteit aan te pakken? Erkent de Staatssecretaris dat er zonder die strafbaarstelling niet voldoende middelen zijn om die illegaliteit aan te pakken? Ik merk hierbij op dat het instrument van vreemdelingenbewaring ook al helemaal wordt uitgekleed.

Wat hierbij ook zeer belangrijk is, is dat er nu geen enkele prikkel meer is voor uitgeprocedeerden en illegalen om Nederland te verlaten; ongestoord mag de wettelijke vertrekplicht genegeerd worden. Dat is niet uit te leggen, wetende dat de terugkeercijfers van illegalen onder deze Staatssecretaris al met tientallen procenten zijn gekelderd. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar tegenaan?

Ik wil ook vragen of die dramatische terugkeercijfers al zijn verbeterd. Hoe wil de Staatssecretaris die vertrekcijfers weer omhoog brengen, nu dus alweer een stok achter de deur om illegalen terug te laten keren naar de landen van herkomst is verdwenen? Wat betreft de vertrekcijfers wil ik specifiek vragen naar de situatie van uitgeprocedeerde gezinnen. We moeten namelijk niet vergeten dat de laatste pardonregeling een structureel karakter heeft. Gezinnen gaan dus hun illegale verblijf in Nederland zo lang mogelijk rekken.

Naast de ontwikkelingen rond terugkeercijfers wil ik ook graag de stand van zaken rond het illegalenquotum horen. Zijn of worden de doelstellingen om per jaar het afgesproken aantal zaken over te dragen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek gehaald? Graag krijg ik helderheid hierover.

Zoals PvdA-fractievoorzitter Samsom over de VVD-fractievoorzitter heen loopt, zo loopt de burgemeester van Amsterdam over de Staatssecretaris heen. De Staatssecretaris zegt steeds dat gemeenten geen illegalen mogen opvangen, maar met name in Amsterdam maakt die uitspraak geen enkele indruk. Kosten nog moeite worden daar gespaard om mensen op te vangen die hier niet eens mogen zijn, die zich niet aan hun wettelijke vertrekplicht houden en die ook niet meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst. Onwil wordt beloond, het terugkeerbeleid wordt ernstig geweld aangedaan en de Staatssecretaris staat erbij en kijkt ernaar.

Toen illegalen door de gemeente Amsterdam werden opgevangen in een voormalige gevangenis, steunde de Staatssecretaris dit, omdat het tijdelijk zou zijn en gericht op terugkeer. Daarop strafte de burgemeester van Amsterdam deze slappe houding van de Staatssecretaris natuurlijk onmiddellijk af door nog vele stappen verder te gaan. De opvang van illegalen wordt nu uitgebreid en zelfs structureel gemaakt. Ook wordt er aan illegalen een vergoeding van de woonlasten gegeven van € 3.000 per illegaal per jaar. Alsof dat allemaal nog niet genoeg is, staat er een legertje asieladvocaten klaar om de illegalen te helpen met het indienen van nieuwe verblijfsaanvragen, terwijl de Staatssecretaris toch het stapelen van procedures wil tegengaan. De Staatssecretaris laat het allemaal gebeuren. Waarom grijpt hij niet in, is mijn eenvoudige vraag. Dit kan zo niet langer.

De PVV blijft vragen om gemeenten aan te pakken die tegen de afspraken in illegalen blijven opvangen. Dit kan bijvoorbeeld door een fikse korting op het Gemeentefonds, natuurlijk te beginnen met de gemeente Amsterdam. Ik merk hierbij overigens op dat niet alleen de burgemeester verantwoordelijk is voor het opvangen en pamperen van illegalen, maar het gehele college van B en W, waar de VVD natuurlijk ook deel van uitmaakt.

De voorzitter: U bent door uw tijd heen, maar ik geef u de gelegenheid om af te ronden.

De heer Fritsma (PVV): Dan rond ik af met twee vragen. Allereerst een vraag over de uitspraak van de Raad van Europa. We hebben gehoord waar die toe gaat leiden met de PvdA in de coalitie, namelijk dat we alle illegalen onderdak moeten bieden, hetgeen een onwerkbare situatie oplevert. Ik roep de Minister op om dat ten koste van alles tegen te gaan, bij voorkeur door gewoon het lidmaatschap van de Raad van Europa op te zeggen. Dat kan namelijk gewoon.

Het allerlaatste punt dat ik wil meegeven aan de Staatssecretaris is als volgt. Zorg ervoor dat illegalen worden uitgezet en als dat echt niet kan, worden vastgezet, want juist de huidige situatie, dat zij hier steeds maar vrij kunnen rondlopen, houdt het probleem in stand. Daar kan ik het bij laten, voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie zeer verheugd is over het nieuws dat ...

De voorzitter: Er gaat nu iets mis. Mevrouw Maij wil alsnog een interruptie plaatsen bij de heer Fritsma. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Maij (PvdA): Ja, voorzitter. Excuses. Ik dacht dat de heer Van Hijum ook zijn vinger had opgestoken, dus ik wachtte af tot hij zijn vraag had gesteld om daarna de mijne te stellen.

De voorzitter: Beleefdheid is erg gevaarlijk in dit vak! Ga uw gang.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik wil toch maar graag beleefd blijven, voorzitter, dat vind ik zelf prettiger.

Het beleid dat de heer Fritsma voorstaat en waarvoor de PVV een aantal jaren verantwoordelijk is geweest in de gedoogconstructie, heeft niet geresulteerd in een effectief terugkeerbeleid. Is het daarom niet goed dat we nu kijken of we het op een andere manier kunnen doen, bij voorkeur een menswaardige manier? Waarom alleen maar heel hard met de vuist op tafel slaan als dat geen effect heeft?

De heer Fritsma (PVV): Mevrouw Maij kent de feiten gewoon niet goed. De terugkeercijfers waren onder het vorige kabinet aantoonbaar tientallen procenten hoger dan ze onder deze Staatssecretaris zijn. Ik heb toevallig de precieze cijfers bij de hand. Sinds deze Staatssecretaris het roer heeft overgenomen, is het aantoonbaar vertrek afgenomen met 22%, waarvan het zelfstandig vertrek is afgenomen met 24%. Het gedwongen vertrek is afgenomen met 20% en zelfstandig vertrek onder toezicht is afgenomen met 36%. Ik denk dat deze cijfers veelzeggend genoeg zijn. Ik merk hierbij overigens op dat ons standpunt altijd is geweest dat illegalen moeten worden vastgezet als ze nog niet kunnen worden uitgezet. Daar is de PVV dus consequent in.

Mevrouw Maij (PvdA): Misschien kan de heer Fritsma de volgende keer ook de cijfers van 2010 ten opzichte van 2009 en 2008 erbij halen. Dan zal hij zien dat zijn eigen beleid nauwelijks succes heeft gehad. Ik wil ook graag opmerken dat mensen in de gevangenis zetten ten eerste niet menswaardig is en ten tweede hartstikke veel geld kost en geen enkel effect heeft.

De heer Fritsma (PVV): Het effect dat het vastzetten van illegalen heeft, is dat de samenleving wordt bevrijd van criminaliteit en overlast. Het zal er ongetwijfeld toe leiden dat illegalen wél terugkeren naar de landen van herkomst. Immers, als de keuze is vastzitten of terugkeren naar het land van herkomst, zullen zij kiezen voor teruggaan naar het land van herkomst. Ik hoor mevrouw Maij nu zeggen dat daar geen bewijs voor is, maar het is logisch. Bovendien zien we dat de huidige situatie juist onoplosbaar en onwerkbaar is, juist omdat illegalen in dit land steeds vrij op straat kunnen blijven lopen. Zolang dat niet wordt tegengegaan, zal dit probleem helaas blijven bestaan Dus nogmaals, vastzetten of uitzetten is de oplossing. Wie dat niet ziet, moet iets beter het gezond verstand gebruiken, denk ik.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wilde eigenlijk niet interrumperen, maar omdat het venijn in het staartje zit, vraag ik de heer Fritsma toch of hij zijn opmerking nader kan toelichten dat de overlast en criminaliteit – met name dat laatste – zullen afnemen op het moment dat we alle illegalen opsluiten.

De heer Fritsma (PVV): Dat lijkt mij duidelijk. Als illegalen vastgezet worden, zijn zij niet meer in de gelegenheid om overlast en criminaliteit in de samenleving te veroorzaken. Dat is een simpel een-tweetje.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mag ik dan opmerken dat die simpele constatering voor iedereen geldt? Op het moment dat we iedereen opsluiten in de samenleving, is niemand meer in staat om criminaliteit te veroorzaken.

Mag ik ook constateren – het is geen vraag – dat de PVV hiermee wederom een beeld schetst dat iedereen die hier vreemdeling of illegaal is, per definitie tot overlast is? Bovendien, dat vind ik nog veel ernstiger, wordt het beeld geschetst dat iedereen die hier illegaal op straat is of die hier illegaal ergens verblijft, een crimineel is. Ik vind dat een walgelijk mensbeeld.

De heer Fritsma (PVV): Dat heeft mevrouw Gesthuizen mij niet horen zeggen. Niet iedere illegaal is een crimineel. Feit is wel dat het probleem van illegaliteit heel veel overlast en criminaliteit met zich meebrengt. Dat ziet iedereen ook op straat. Uit onderzoeken van bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit blijkt duidelijk dat illegalen – vreemdelingen in het algemeen, maar illegalen in het bijzonder – sterk oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken. Daar kan ik niets aan doen. Die waarheid en die werkelijkheid zou iedereen gewoon onder ogen moeten zien.

Het argument dat we dan maar iedereen moeten opsluiten is natuurlijk een beetje belachelijk. Illegalen houden zich niet aan hun plichten. Zij mogen hier niet zijn en zij negeren de wettelijke vertrektermijn. Zij blijven in Nederland tegen de regels in. Die kun je dus nauwelijks gelijkstellen aan de gehele Nederlandse bevolking.

De voorzitter: Ik zit een beetje in dubio. Aan de ene kant wil ik het debat niet doodslaan. Aan de andere kant zit u hier om met de Staatssecretaris te overleggen en niet alleen met uzelf. Ik sta u toe om dit punt af te ronden, maar ik vraag u om daarna enige zelfbeheersing te tonen. Mevrouw Gesthuizen heeft het woord.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Daarna zal ik «enige zelfbeheersing» tonen, voorzitter.

De voorzitter: Ik weet niet of ik daar helemaal blij van word, maar we gaan het zien.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dit is nu juist het punt waar het om gaat. We zijn natuurlijk allemaal veel grover en veel erger gewend van de PVV. De heer Fritsma doet in eerste instantie alsof iedere illegaal opgesloten zou moeten worden, want dat zou goed zijn om de criminaliteitscijfers te beteugelen, terwijl het in feite gaat om een relatief kleine groep die overlast en criminaliteit veroorzaakt. Wat de heer Fritsma wederom doet, is een hele groep mensen wegzetten. Hij zet mensen die in een heel aantal gevallen Nederland gewoon niet kunnen verlaten, bijvoorbeeld omdat hun land van herkomst niet meewerkt, weg als overlastgevend en crimineel. Ik vraag hem om dat voortaan niet meer te doen

De heer Fritsma (PVV): Dit zijn bijna te veel leugens om op te reageren, zou ik bijna zeggen. In de eerste plaats heb ik niet gezegd dat alle illegalen crimineel zijn. Wel is er sprake van een zware oververtegenwoordiging van illegalen in de criminaliteit. Als de SP dat niet wil zien, heeft de SP een probleem.

In de tweede plaats zegt mevrouw Gesthuizen dat dit mensen zijn die veelal Nederland niet kunnen verlaten. Dat is echt onzin. Iedereen van wie de verblijfsaanvraag is afgewezen, kan Nederland verlaten. Aan degenen die dat echt niet kunnen, kan en wordt een buitenschuldvergunning verleend. De illegalen over wie wij het vandaag hebben, echter, werken duidelijk zelf niet mee aan terugkeer. De Staatssecretaris heeft dat ook erkend. Bij de mensen in de tentenkampen heeft de Dienst Terugkeer & Vertrek geprobeerd om te praten over de mogelijkheid of onmogelijkheid van terugkeer naar het land van herkomst, maar men kwam niet eens opdagen bij die gesprekken. Er is dus duidelijk sprake van onwil. Als de SP ook dat probleem niet wil zien, heeft de SP ook daarbij een probleem, denk ik.

De voorzitter: Ik geef graag alsnog het woord aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begin weer met mijn eerste zin; herhaling is altijd goed. Het was ook een goede zin, trouwens, dus ik herhaal hem met plezier.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie zeer verheugd is over het besluit dat gisteren is genomen door de coalitiepartijen om de strafbaarstelling van illegaliteit van tafel te halen. Ik dank daarvoor de PvdA. Het was een belangrijk punt voor de ChristenUnie; ongeveer een maand geleden hebben wij duidelijk gezegd dat het een belangrijke voorwaarde voor ons was om verder door te kunnen gaan met de onderhandelingen. Wij zijn dus zeer verheugd dat de weg daarvoor nu vrij is. Ik hoop ook dat deze trend bij de PvdA zich zal doorzetten, bijvoorbeeld als het gaat om geen kinderen in de cel. Op dat punt heeft mijn fractie een maand geleden een motie ingediend die nog niet is gesteund door de PvdA. Mogelijk kan dit nu veranderen en ziet de PvdA ook op dit punt het licht.

We zijn er hiermee overigens nog niet, want de strafbaarstelling geldt nog wel degelijk voor mensen die een inreisverbod overtreden. Ik hoop echt dat we naar die inreisverboden gaan kijken, want het heeft geen zin om mensen in de gevangenis te zetten die tussen wal en schip vallen in Nederland. Kan de Staatssecretaris zeggen wanneer de Kamer de evaluatie die was toegezegd over het inreisverbod kan verwachten?

Ik ben ook verheugd dat de PvdA duidelijk heeft gezegd dat er niet gewacht hoeft te worden totdat er een definitieve uitspraak komt van het Europees Comité voor Sociale Rechten, maar dat ook nu al gekomen moet worden tot pragmatische oplossingen. Dit doet recht aan het Europees Handvest, dat de basisvoorzieningen stelt waarop elke inwoner van een lidstaat recht heeft. De Raad van State heeft weliswaar erkend dat de uitspraken tot nu toe niet bindend zijn, maar ze zijn wel gezaghebbend. Nederland is de internationale juridische hoofdstad, het stelt als een van de drie speerpunten van het buitenlandbeleid mensenrechten centraal en spreekt daarop andere landen heel actief aan. Dan kan het toch niet zo zijn dat wij op het punt van een verdrag dat we zelf ondertekend hebben, even niet thuis geven als het gaat om de sociale rechten in het Europees Handvest? Wij zouden daaraan uitvoering moeten geven, willen wij geloofwaardig zijn in ons eigen buitenlandbeleid, vooral omdat wij de internationale hoofdstad van de rechten van de mens zijn.

De Raad van State stelt wel dat het logisch is dat van een lid dat het verdrag heeft ondertekend verwacht mag worden dat het een gemotiveerd antwoord geeft over het oordeel van het ECSR. Dat antwoord heb ik nog niet gezien, behalve dat de Staatssecretaris zegt dat deze uitspraak nog niet bindend is maar wel gezaghebbend. Kan de Staatssecretaris een verdere onderbouwing geven van het feit dat hij daar nog geen gehoor aan geeft?

Ik wil er toch nog op wijzen dat de richting van de uitspraak, de immediate measure, echt erop is gericht om schade te voorkomen. Als we dat willen, moeten we serieus kijken naar het feit dat mensen schade kunnen oplopen doordat zij zich in een kwetsbare situatie bevinden en niet in de opvang zitten. Dat kan straks leiden tot medische gronden waardoor de Staatssecretaris alsnog geneigd is om tot een verblijfsvergunning te komen. De uitspraak heeft dus ook de intentie te wijzen op het voorkómen van schade. Dat geeft de Staatssecretaris nog meer reden om hier proactief mee bezig te gaan, in plaats van af te wachten wat er definitief wordt besloten door de Raad van Europa.

Ik kom te spreken over de positie van Duitsland en Denemarken. De collega van de PvdA zei al dat daar wel het recht op bed, bad en brood bestaat, via een gedoogstatus. Er ontstaat nu zelfs een situatie waarin Duitsland mogelijk gaat voorkomen dat mensen worden teruggestuurd naar Nederland als Dublinclaimant, omdat Nederland die voorzieningen niet zou kunnen garanderen. Is de Staatssecretaris zich daarvan bewust? Heeft hij deze signalen ook ontvangen? Hoe gaat hij hiermee om? Hoe ziet hij de positie van Duitsland, dat wel bed, bad en brood toekent, en die van Denemarken? Ik steun het pleidooi van de PvdA om te bekijken hoe dit breder in Europa wordt opgevangen, juist ook om de ernstigere schade, zoals straks het bestaan van medische gronden, te voorkomen.

Dan ...

De voorzitter: U bent door uw tijd heen, maar ik geef ook u de gelegenheid om rustig af te ronden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat stel ik zeer op prijs, voorzitter, want ik wil nog twee punten kort aanstippen. Het eerste punt betreft de situatie in de Vluchtgarage in Amsterdam. Ik ben daar twee weken geleden geweest. De Staatssecretaris zegt dat hij individuele gevallen die bekend zijn, zal laten doorstromen naar de Vluchthaven. Er blijkt een lijst te zijn van 80 mensen die nog steeds niet daarvoor in aanmerking komen. Ik heb dit punt al bij de burgemeester neergelegd. Is de Staatssecretaris zich hiervan bewust? Hetzelfde punt geldt voor Den Haag. Er is een gesprek geweest met de burgemeester, maar nog steeds zitten de mensen daar zonder voorzieningen, althans zonder voorzieningen van het Rijk, te wachten op een uitkomst. Graag hoor ik de Staatssecretaris daarover.

De heer Schouw (D66): Mijnheer de voorzitter. We hebben de afgelopen maanden heel vaak gedebatteerd over een minder vreugdevol onderwerp, de strafbaarstelling van de illegaliteit. Het was gisteren een fantastische mededeling en daarmee ook politieke ontlading, dat die strafbaarstelling van tafel is. Ik heb hier dus nog nooit zo relaxt gezeten, zou ik bijna zeggen, wanneer dit onderwerp aan de orde was.

De voorzitter: Dat geldt niet voor de tijdsdruk; die blijft hetzelfde.

De heer Schouw (D66): Daar was ik al bang voor, voorzitter, maar ik zie toch nog wel drie addertjes onder het gras, die ik graag wil benoemen. Het eerste addertje heeft te maken met de argumentatie van de Staatssecretaris die zich een beetje laat karakteriseren als buigend riet. Hoe kun je nu het ene moment overtuigend een pleidooi houden voor de noodzaak van die strafbaarstelling van illegaliteit, omdat daarmee problemen worden opgelost, en het andere moment die noodzaak niet inzien? Hoe ziet en weegt de Staatssecretaris dat? Het tweede addertje onder het gras zit aan de linkerkant van mij. Ik heb zomaar het vermoeden dat de VVD-fractie zegt «niet meer in deze regeerperiode», maar voor haar zal deze maatregel – deze totempaal – natuurlijk nog steeds als een paal boven water blijven staan. De woordvoerder van de VVD-fractie moet zijn inbreng nog houden, maar ik vermoed dat de dreiging van die strafbaarstelling de komende maanden weer met een spandoek gedragen zal worden richting een nieuw verkiezingsprogramma. We zijn er dus nog niet helemaal van af. Het derde addertje onder het gras heeft te maken met mijn vrees dat als we niet uitkijken, er nu een einde komt aan de zetjes die de Kamer voortdurend probeert te geven richting het humaner maken van het asielbeleid. Mijn rechterbuurman sprak er al over, want we hebben hier nog wel enkele kwesties te bespreken, zoals het streven om kinderen uit de cel te krijgen en het inreisverbod. Dat zijn allemaal dingen die we graag willen regelen. Ik hoop dat het streven om het beleid humaner te maken niet eindigt met de mededeling van gisteren. Dat is ook een beetje mijn oproep richting de Partij van de Arbeid. Ik hoor op dat punt graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe ziet hij dat? Staat er nu een streep onder het humaner maken of gaan we met elkaar verder?

De voorzitter: Ik maak het even duidelijk voor de mensen die ons thuis volgen. Uw rechterbuurman is voor die mensen de linkerbuurman. En uw linkerbuurman is voor die mensen de rechterbuurman.

De heer Schouw (D66): Ik vind dat een uitstekende duiding, maar ik weet niet of de kijkers daarmee geholpen zijn. Rechts van mij zit de heer Voordewind namens de ChristenUnie die wat links georiënteerd is rondom dit onderwerp.

De voorzitter: Voor de mensen thuis is het heel simpel: degene die u de rechterbuurman noemt, zit op beeld links. De linkerbuurman is op beeld de rechterbuurman. Dat hangt samen met de positie van de camera.

De heer Schouw (D66): De heer Azmani kan zich dadelijk zelf voorstellen aan de kijkers en luisteraars. Zij mogen dan oordelen of dat links of rechts is.

De «immediate measure» van het Europees Comité voor Sociale Rechten en het advies van de Raad van State daarover staan vandaag op de agenda. Wat er ligt, is allemaal fantastisch en eigenlijk een stap op weg naar het creëren van voorzieningen rondom bed, bad en brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Er spelen een juridische en een politieke kwestie bij het tijdelijke advies van het ECSR. Het is nog geen definitief advies. Als het definitief wordt, is het niet bindend. Zo heb ik althans het advies van de Raad van State gelezen. Ik heb hierover de volgende vragen. 1. Wanneer komt het definitieve advies? 2. Klopt het dat ook dat definitieve advies niet bindend is voor de Nederlandse regering, maar wel gezaghebbend? 3. Is de Staatssecretaris het met de fracties van D66 en de PvdA eens dat als dat niet-bindende maar wel definitieve advies er is en het de kant op gaat van het preadvies, de Staatssecretaris dan in de benen moet komen om uitvoering te geven aan dat advies?

We hebben een paar maanden geleden al gesproken over de lokale situatie in Amsterdam en Den Haag. De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij daarmee aan de slag zou gaan. Hij vindt het ook belangrijk dat daar voorzieningen komen. Dat vindt mijn fractie ook, om dezelfde redenen als de redenen die mevrouw Maij zo voortreffelijk formuleerde. Er moet een breder pakket aan opties en mogelijkheden komen om intensief en persoonlijk een aantal dingen te kunnen doen. Wij zijn dus buitengewoon benieuwd naar de stand van zaken en wij willen graag weten of de Staatssecretaris nog voor de zomer een brief kan sturen waarin een schakering van dat brede palet wordt gepresenteerd, zodat we dat dan ook iets gestructureerder kunnen bespreken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wil even een kleine correctie aanbrengen. De heer Schouw sprak over een preadvies, maar het is een «immediate measure». Dat betekent dat lidstaten wordt gevraagd om op dit moment al over te gaan tot voorzieningen. Dit is echter meer een technische aanvulling.

De heer Schouw (D66): Ik weet niet of die aanvulling technisch is, want we hebben aan de Raad van State gevraagd wat de betekenis van dat advies is. De Raad zegt dat ook als er een definitief advies komt, dat niet bindend is. Het hoeft dus niet per se opgevolgd te worden. Het is echter wel gezaghebbend. Ik had liever ook gezien dat het anders was, maar het is niet anders. Daarom is het zo belangrijk dat we hier vandaag de politieke uitspraak doen dat we het definitieve advies dat juridisch niet bindend is, toch zullen opvolgen.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. De heer Schouw toonde enige ongerustheid over de wijze waarop de VVD aankijkt tegen strafbaarstelling van illegaliteit. De VVD was, is en blijft in de toekomst een voorstander van de strafbaarstelling van illegaliteit. Omdat onze coalitiepartner keer op keer duidelijk maakte dat hij grote problemen met deze maatregel had, zijn wij hem tegemoet gekomen. Soms vraagt de politieke werkelijkheid nu eenmaal om de uitruil van het ene belangrijke punt voor het andere. Het overgaan tot een belastingverlaging voor de mensen van wie de afgelopen jaren de grootste bijdrage is gevraagd, neemt niet weg dat de VVD nog steeds vindt dat illegaal verblijf van vreemdelingen een zware wissel trekt op de Nederlandse samenleving.

De heer Schouw (D66): Mijn voorgevoel was toch goed. Gisteren is er vrede gesloten over dit onderwerp, maar de strijd gaat vandaag weer door. Zal de heer Azmani de komende maanden, in alle debatten die we nog zullen voeren over het asielbeleid, voortdurend roepen dat de VVD toch voor de strafbaarstelling van illegaliteit is?

De heer Azmani (VVD): Zoals ik al zei: ik was, ik ben en ik zal ook in de toekomst een voorstander zijn van strafbaarstelling van illegaliteit. Maar ik heb ook een bepaalde realiteitszin. Als politicus moet je die hebben. Er is sprake van samenwerking met een coalitiepartner. De coalitiepartner ziet dit onderwerp als een blok aan het been en heeft ons gevraagd om daar iets aan te doen. Wij hebben aangeven dat we dit niet gratis zullen doen. Zo heeft de coalitiepartner de VVD in het begin van de kabinetsperiode ook geholpen met de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie. Dan doe je dat als fatsoenlijke samenwerkingspartners met elkaar. Ik zie de maatregel dus niet als iets voor deze kabinetsperiode, maar hij zit wel in mijn lade.

De heer Schouw (D66): Ik begrijp dat de VVD-fractie eigenlijk niet de hoffelijkheid kan opbrengen om deze speld op te bergen tot er weer een volgend verkiezingsprogramma van de VVD komt, maar dat zij in dit soort debatten die speld er voortdurend in zal prikken en de Partij van de Arbeid blijft sarren en jennen. De VVD-fractie blijft zeggen: maar wij blijven toch voor de strafbaarstelling van illegaliteit. Of is de VVD toch zo hoffelijk om er gewoon even het zwijgen toe te doen tot het einde van deze regeerperiode?

De heer Azmani (VVD): Ik weet niet waar de heer Schouw op doelt als hij spreekt over «jennen», maar het gaat om de standpuntbepaling over de strafbaarstelling van illegaliteit. Het is natuurlijk niet voor niets opgenomen in het regeerakkoord. De VVD was, is en zal in de toekomst een voorstander van die strafbaarstelling zijn. Zij heeft echter ook de realiteitszin dat het in deze kabinetsperiode niet zal lukken.

De heer Fritsma (PVV): De principes van de VVD blijken gewoon opnieuw helemaal niets waard te zijn. Deze nieuwste buiging voor de Partij van de Arbeid laat illegaliteit onbestraft. Wat is de boodschap van de heer Azmani richting de burger die dus geconfronteerd blijft worden met het probleem van illegaliteit en alle daarmee gepaard gaande overlast, criminaliteit en kosten? Immers, hoe je het wendt of keert, dat komt met dit probleem op de burger af, die door de VVD-fractie wederom totaal in de steek wordt gelaten.

De heer Azmani (VVD): De situatie in het land is vandaag niet anders dan gisteren of eergisteren. De inzet van het kabinet moet erop gericht zijn dat zo veel mogelijk mensen die niet in ons land mogen blijven, daadwerkelijk vertrekken. Ze moeten worden verwijderd dan wel zelfstandig het land verlaten. Wat dat betreft, is er dus geen verschil met een eerdere situatie. Ik snap de opmerking van de heer Fritsma dan ook niet. Ik wil hem ook wel meegeven dat we het in Rutte I hadden kunnen regelen. De PVV liep echter weg. Dat doet de VVD niet. Zij kijkt naar de economische situatie van de afgelopen jaren en naar de wijze waarop we daar doorheen ploegen, en neemt haar verantwoordelijkheid voor dit land. Wij vinden die samenwerking erg belangrijk. In die zin komen wij op dat punt tegemoet aan onze samenwerkingspartner. Dat is wat anders dan weglopen.

De heer Fritsma (PVV): Liep de VVD maar weg uit deze coalitie! Zij heeft in plaats daarvan alleen maar lasten verzwaard en het hele vreemdelingenbeleid weggegeven aan de Partij van de Arbeid. Nogmaals, een nieuw generaal pardon, een explosief stijgende instroom van asielzoekers, een versoepeling van de partner- en gezinsmigratie, het gedogen van illegaliteit! De VVD heeft eigenlijk gewoon «the full monty» weggegeven aan de PvdA. Dat had natuurlijk nooit zo mogen gebeuren.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

De heer Fritsma (PVV): De heer Azmani heeft het over het teruggaan van illegalen naar de landen van herkomst. Realiseert de VVD zich niet dat de prikkel om dat te doen, nu juist is weggehaald? Een van de prikkels om illegalen terug te laten keren naar de landen van herkomst, is natuurlijk strafbaarstelling. Die prikkel is weggehaald. Hoe kan de heer Azmani nu zeggen dat terugkeerbeleid een impuls moet krijgen? Hiermee wordt toch het omgekeerde bereikt?

De heer Azmani (VVD): Ik vind dit erg bijzonder. Ik heb de heer Fritsma al eerder gewezen op de afspraken die zijn gemaakt in het regeerakkoord. Wij hebben een aantal van die afspraken inmiddels al gerealiseerd. Er is een hele lijst. Ik noem de stroomlijning van toelatingsprocedures, de afschaffing van nationale toelatingsgronden, het gebruik van biometrische kenmerken, het verruimen van bevoegdheden in het vreemdelingentoezicht en ik kan zo nog wel doorgaan. Er stond vanmorgen een treffend artikel in Trouw. Misschien is dat een voldoende antwoord op de vraag van de heer Fritsma. In dat artikel werd de uitgeprocedeerde asielzoekers in de Vluchtgarage gevraagd of het schrappen van de strafbaarstelling van illegaliteit, wat gisteren heeft plaatsgevonden, niet een feestje is. De heer Nadji uit Algerije zei: Ik ben een uitgeprocedeerde vluchteling en ik loop al veertien jaar een straatje om als ik ergens politie zie; dat zal morgen niet anders zijn. Met andere woorden: er is nog steeds een zodanig beleid dat uitgeprocedeerde vluchtelingen het risico lopen dat ze opgepakt worden en in vreemdelingenbewaring worden gezet ter fine van een uitzetting. Daar gaat het om. Op het moment dat men hier niet mag blijven, zal men ook het land moeten verlaten. Wat de heer Fritsma belangrijk vindt in het kader van de strafbaarstelling van de illegaliteit, is kennelijk niet zodanig belangrijk voor de desbetreffende mensen. Het gaat erom dat mensen het gevoel hebben dat ze hier dan ook niet meer mogen zijn.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Maij wil interrumperen. Ik wijs erop dat ik eerder heb gezegd dat we niet alleen met elkaar in discussie gaan. De leden zitten hier ook om met de Staatssecretaris te overleggen. Ik wijs er ook op dat de heer Azmani tot nu toe 47 seconden van zijn spreektijd heeft gebruikt.

Mevrouw Maij (PvdA): De heer Schouw suggereerde dat de PvdA zich gepest zou voelen. Ik wil even aangeven dat dit echt niet het geval is. De heer Azmani heeft uiteraard recht op zijn eigen mening. Die respecteer ik. Ik deel die alleen niet. Ik denk dat we dat gewoon zo naast elkaar kunnen zetten.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij is het iedereen wel bekend dat dat wij in ideologisch opzicht nog wel eens met elkaar van mening willen verschillen ten aanzien van dit dossier. Wij hebben een goede samenwerking en pesten elkaar niet.

Ik vervolg mijn betoog. Er is niets veranderd aan de vertrekplicht van uitgeprocedeerde asielzoekers. Strafbaar of niet, de VVD is en blijft van mening dat illegale vreemdelingen aan de wettelijke vertrekplicht moeten voldoen. Het kabinet moet hier dan ook onverminderd op inzetten. Strafbaar of niet, het land uit is het land uit.

Dan komen we ook bij de oorspronkelijke aanleiding van dit algemeen overleg: het voorlopige standpunt van het ECSR over de opvang van uitgeprocedeerde vluchtelingen naar aanleiding van onder andere een klacht van de Conferentie van Europese Kerken. Volgens de VVD is die opvang een slechte zaak. De bereidheid om Nederland te verlaten zou daarmee alleen maar afnemen. Het voorlopige standpunt ontbeert overigens een dragende motivering. De Staatssecretaris heeft mede op verzoek van de Partij van de Arbeid advies gevraagd bij de Raad van State. Dat advies is helder. Nu zelfs definitieve bevindingen van het ECSR geen bindend karakter hebben, ligt het niet voor de hand om voorlopige bevindingen wel een bindend karakter te geven. Het heeft geen onmiddellijk gevolg voor individuele personen en er kan daarom ook geen rechtstreekse aanspraak aan ontleend worden. De enige vraag die ik hierover aan de Staatssecretaris heb, is in hoeverre er tussentijds ook op gewezen wordt dat vreemdelingen niet zomaar in Nederland op straat worden gezet en dat ze ook niet op straat hoeven te verblijven, zolang ze maar meewerken aan vertrek. Wordt er ook op gewezen dat het niet hebben van opvang ook verwijtbaar is, aangezien de desbetreffende persoon niet meewerkt en weigert te voldoen aan de vertrekplicht die de Staat na zorgvuldige procedures heeft ingeroepen?

De heer Fritsma (PVV): De heer Azmani zegt dat de VVD tegen gemeentelijke opvang van illegalen is. Kan hij dat misschien ook even tegen VVD-wethouder Van der Burg van Amsterdam zeggen, want die doet echt precies het tegenovergestelde?

De heer Azmani (VVD): Zo meteen kom ik ook met vragen over de situatie in Amsterdam. Ik constateer in ieder geval dat de heer Van der Burg een zijrol heeft in het college van Amsterdam en dat Van der Laan tot op heden de afspraken met de Staatssecretaris heeft gemaakt. Dat is een zijrol. Ik zit hier als volksvertegenwoordiger van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie in de Kamer en verwoord hier het standpunt van de VVD.

De heer Fritsma (PVV): Dat is te gemakkelijk. Dit bewijst gewoon dat de VVD in en in onbetrouwbaar is. De visie die de heer Azmani namens die partij uit, conflicteert met het gedrag van VVD-wethouder Van der Burg in Amsterdam. Hier wordt gezegd dat er op gemeentelijk niveau geen opvang van illegalen moet zijn, maar dezelfde VVD biedt die toch. Dat is niet uit te leggen. Ik verzoek de heer Azmani om de partijlijn gewoon duidelijk te houden, want dit is onbetrouwbaar. Ik hoop niet dat mensen hier nog langer intuinen.

De heer Azmani (VVD): De partijlijn is helder en duidelijk. Daarom stelt de heer Fritsma mij deze vragen ook. Het heeft ook te maken met een bestuurlijke verantwoordelijkheid die iemand heeft in een college met een andere meerderheid. Misschien weet de PVV niet hoe dat dan werkt in zo’n college, misschien heeft de PVV die ervaring tot op heden nog niet. Ik neem het in ieder geval mee. Ik ben blij dat de heer Fritsma mij hier nog even op wijst.

De voorzitter: Bent u gekomen aan het einde van uw betoog?

De heer Azmani (VVD): Nee, hoeveel minuten heb ik nog?

De voorzitter: U hebt nog drie minuten spreektijd.

De heer Azmani (VVD): Dan ben ik nog niet klaar. Ik maak van deze gelegenheid ook graag gebruik om de Staatssecretaris te vragen naar de huidige stand van zaken inzake de opvang van uitgeprocedeerden in Amsterdam. Ik heb hierover ruim een maand geleden Kamervragen gesteld naar aanleiding van de berichtgeving dat de burgemeester van Amsterdam 1,7 miljoen extra wilde investeren ten behoeve van de illegalen in zijn stad. In welke mate is dit in strijd met de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het bestuursakkoord? Wat zouden de consequenties daarvan moeten zijn? Hoe weet de Staatssecretaris zo zeker dat de middelen enkel en alleen worden ingezet voor tijdelijke crisisopvang?

Ik ben daarnaast benieuwd hoe het staat met de huidige locatie in de Havenstraat. De Staatssecretaris weet dat de VVD hierover sceptisch is en dat er ook een einddatum aan die opvang zit. Volgens mij loopt die opvang in mei af. Ik vraag me af of dit beleid werkt. De Staatssecretaris geeft ook altijd aan dat moet worden gekeken of iets wel werkt. Daarom wil ik graag van hem weten of het huidige beleid werkt. Wat zijn bijvoorbeeld de huidige vertrekcijfers? Wanneer gaat de locatie dicht? Wat gebeurt er tussentijds met uitgeprocedeerden die blijk geven van onvoldoende medewerking?

Ik wil nog een opmerking maken over de Vluchtgarage. Dat betreft een groep mensen die eigenlijk niet wilden meewerken. Daarom kwamen deze mensen ook niet in aanmerking voor de locatie in de Havenstraat. Voor hen is dus maar een pand gekraakt. Is het bekend welke organisaties hiervoor verantwoordelijk zijn? In hoeverre overtreden deze vreemdelingen de wet? Zij overtreden de wet door te kraken en ik heb voorts begrepen dat er ook enkele geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Wat zijn de consequenties daarvan? Wat is de rol van de burgemeester daarin, gelet op de afspraken die zijn gemaakt met de Staatssecretaris?

Ik concludeer dat dergelijke lokale initiatieven niet bijdragen aan een consequent terugkeerbeleid. Gemeentelijke opvang ontneemt vreemdelingen de prikkel om Nederland te verlaten en biedt hoop waar deze niet bestaat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De heer Azmani vindt het belangrijk dat er een prikkel is voor een succesvol terugkeerbeleid. Dat is volgens mij ook een van de redenen waarom de VVD voorstander is van de strafbaarstelling van illegaliteit. Maar het citaat dat hij eerder voorlas, is van iemand die al veertien jaar in Nederland woont en van wie duidelijk is dat hij niet terugkeert. Hoe kan de heer Azmani dan boven water houden dat dit soort maatregelen ertoe leidt dat het terugkeerbeleid wel succesvol wordt?

De heer Azmani (VVD): Eigenlijk vraagt mevrouw Voortman mij of ik nog even de strafbaarstelling van illegaliteit wil verdedigen. Dat ga ik niet doen. Dat is nu even niet im Frage. Laat helder en duidelijk zijn dat het natuurlijk ook een preventieve werking heeft. Op het moment dat iemand een rechtsplicht heeft om Nederland te verlaten, is het goed dat daar ook een strafrechtelijke norm voor wordt gehanteerd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik vraag niet om dat debat te herhalen. Ik wil hiermee aantonen dat het beleid zoals dat tot nu toe gevoerd wordt, ook niet bijdraagt aan de realisering van een succesvol terugkeerbeleid.

De voorzitter: Dat soort opmerkingen moet u in uw eigen termijn maken. Hebt u een vraag aan de heer Azmani?

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Deelt de heer Azmani dat?

De heer Azmani (VVD): Daarom zoekt de Staatssecretaris volgens mij ook naar andere alternatieven om het vertrek van uitgeprocedeerde vreemdelingen te stimuleren. Mevrouw Voortman weet ook dat ik de Staatssecretaris in die zoektocht steun, maar dat ik daar ook zo mijn bedenkingen bij heb, omdat ik niet vind dat het allemaal vrij gemakkelijk zou moeten gaan of dat er zelfs nog wat activiteiten aangeboden moeten worden. Dat is echter een discussie die we al eens eerder in een debat hebben gevoerd. Volgens mij weet de Staatssecretaris wel hoe ik daarin sta. Hij is bereid om te kijken naar alternatieven. Hij weet ook dat ik uiteindelijk kijk naar de cijfers, naar de resultaten van de maatregelen in het kader van de bevordering van het vertrek.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Azmani geeft duidelijk aan dat hij geen ruimte ziet voor gemeentelijke initiatieven voor opvang. Het is gewoon een feit dat het terugkeerbeleid op dit moment niet effectief en niet sluitend is. De heer Azmani merkt op dat gemeenten tegen allerlei problemen aanlopen. Zij zien mensen op straat verblijven en proberen hun een uitweg te bieden. De heer Azmani wil die mensen echter geen uitweg bieden. Ik hoor hem echter ook niet de Staatssecretaris aansporen om dat specifieke probleem ter hand te nemen. Is dat niet een beetje een blinde vlek voor de problemen die op dit moment in de uitvoeringspraktijk aan de orde zijn? Welke oplossing stelt de VVD voor?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij was bij de begrotingsbehandeling van afgelopen november al duidelijk waar het CDA staat. Het wil dat de verantwoordelijkheid van het Rijk naar de gemeenten gaat om gezamenlijk te kijken naar andere opvangmogelijkheden voor uitgeprocedeerde vreemdelingen. Daar sta ik niet voor. De VVD wil niet kijken naar alternatieve opvang. Op het moment dat er alternatieven voorhanden zijn, blijft het probleem bestaan. Volgens mij is dat juist de essentie van het probleem. Ik zag mensen het hoofd schudden toen de heer Fritsma aangaf dat mensen die hier zijn, in principe weg kunnen en dat zij, als zij niet weg kunnen, een buitenschuldvergunning krijgen. Op het moment dat uitgeprocedeerde vluchtelingen opvang en een sprankje hoop wordt geboden, op het moment dat er een soort informeel circuit tot stand komt, blijft dit probleem bestaan. Ons streven is er uiteindelijk op gericht dat iedereen consistent handelt als de Staat zich heeft uitgesproken dat iemand hier niet mag blijven.

De heer Van Hijum (CDA): Dit is geen antwoord op mijn vraag. De heer Azmani heeft bovendien mijn standpunt niet goed samengevat. Wij hebben gezegd dat de Staatssecretaris het niet bij gemeenten over de schutting moet kieperen. Hij moet zelf aan de bak om het terugkeerbeleid effectiever en sluitender te maken. Daar waar er problemen zijn met opvang, ook van kwetsbare groepen, moet hij zelf ook die handschoen oppakken en dat niet allemaal aan gemeenten overlaten. Wij hebben op beide terreinen moties ingediend, maar ik zie geen beweging bij de Staatssecretaris. Waar is de VVD als het gaat om de oplossing van die problemen?

De heer Azmani (VVD): De oplossing is niet het bieden van gemeentelijke opvang op het moment dat het Rijk daarvoor een verantwoordelijkheid heeft. De heer Van Hijum zegt nu echt iets anders dan wat hij tijdens het begrotingsdebat naar voren heeft gebracht. Dat is ook gepubliceerd in een artikel in Trouw. Ik meen dat dat artikel op 17 of op 23 november 2013 in die krant stond. Dat was een heel ander verhaal. De motie haalde een meerderheid. De VVD was tegen de motie, maar volgens mij heeft de Staatssecretaris naar aanleiding van die motie bewogen. En ziehier het resultaat.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het debat over uitgeprocedeerde vreemdelingen die niet kunnen of willen terugkeren naar hun land van herkomst, woedt in de Kamer al jaren, maar de afgelopen twee jaar nog wat heviger, namelijk vanaf het moment dat een aantal uitgeprocedeerden door middel van acties heeft laten zien hoe nijpend de situatie waarin zij verkeren, eigenlijk is. Laat helder zijn dat de SP in ieder geval vindt dat mensen die zonder rechten in ons land moeten leven, niet best af zijn, zeker niet nu ook nog eens die € 5-maatregel, de eigen bijdrage voor noodzakelijke medicatie, is ingevoerd. Zeker daarmee worden mensen steeds meer in de marge van een samenleving gedrukt. Ik ben daar erg ongelukkig mee.

Het wegzetten van alle mensen die zonder geldige papieren in ons land verblijven als overlastgevend of als crimineel, doet aan de situatie helemaal geen recht. De heer Fritsma zegt: ze zijn illegaal, we kunnen ze allemaal wel opsluiten, want dan verdwijnen de overlast en de criminaliteit. Ik vind dat een gevaarlijke uitspraak, omdat je daarmee toch een beetje de indruk wekt dat iedere uitgeprocedeerde vreemdeling, iedere illegaal in Nederland, gevaarlijk is. In mijn ogen zet je daarmee mensen tegen elkaar op. Ik vind dat een heel onverantwoorde houding van een politicus. Dat wil ik hier nog maar eventjes gezegd hebben.

De heer Fritsma (PVV): Allereerst word ik een beetje moe van de suggestie dat ik of de PVV denkt dat alle illegalen crimineel zijn. Er is hoe dan ook een zware oververtegenwoordiging. Ik wil voorts benadrukken dat het vastzetten van illegalen ook is bedoeld als een prikkel om het land uit te gaan. Nogmaals, men gaat het land niet uit als men vrij op straat kan blijven rondlopen. Wat dat betreft, wil ik mevrouw Gesthuizen ook vragen om haar visie op het probleem te veranderen, want er is iets structureel mis met haar visie. Ik heb haar horen praten over mensen zonder rechten die in ons land moeten leven. Deze mensen moeten helemaal niet in ons land leven. Sterker nog, ze hebben de plicht om uit ons land te vertrekken. De SP zet gewoon de wereld op zijn kop door te suggereren dat illegalen hier kunnen zijn of zelfs moeten zijn. Ik vraag mevrouw Gesthuizen om die visie structureel te veranderen, want hier los je natuurlijk echt helemaal niets mee op.

De voorzitter: Ik grijp even in. Ik heb u veel ruimte gegeven voor interrupties, maar u bent niet alleen politici, maar u bent ook allemaal realist. U weet dat sommige dingen hier vandaag voor 13.00 uur niet zullen worden gewijzigd. Uw opvattingen liggen soms hemelsbreed uit elkaar en ook vast. Ik denk dat het geen zin heeft om te herhalen wat u beider opvatting is. Het heeft althans geen zin om hierna nog een paar keer te herhalen wat al gezegd is. Ik verzoek u om dit punt kort en duidelijk af te ronden, in de wetenschap dat u het hier vandaag samen niet over eens zult worden en we toch met de Staatssecretaris in overleg gaan. Ik zie dat u welwillend reageert op mijn oproep.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zal kort reageren op de interruptie van de heer Fritsma. Ten eerste, de PVV kan mij, eerlijk gezegd, niet moe genoeg zijn. Ten tweede, alle uitgeprocedeerde asielzoekers zonder papieren vastzetten terwijl ze niet overlastgevend of crimineel zijn, is volgens mij in strijd met een heel aantal mensenrechten waar ik in ieder geval graag voor wil knokken. Ten derde, de heer Fritsma kent de feiten niet. Het vastzetten van illegalen of van uitgeprocedeerde vreemdelingen is niet bedoeld als prikkel voor mensen om het land te verlaten. Het is bedoeld als ultimum remedium ter fine van het vertrek uit Nederland.

Ik vervolg mijn betoog. Soms kunnen mensen echt niet terug. Soms zijn ze te ziek om terug te keren naar hun eigen land en helpt het als ze eerst gezond worden, om ze weer perspectief te bieden, en soms zijn ze eenvoudigweg te bang. Soms kunnen mensen niet terug omdat een land van herkomst eenvoudigweg niet meewerkt aan gedwongen terugkeer. Ik kan niet in het hoofd van mensen kruipen – dat kan niemand hier – om ervoor te zorgen dat er een knop wordt omgezet zodat ze tegen mensen van hun eigen ambassade roepen «oh, ik wil niets liever dan terug naar Irak». Dat kan niet. Mensen kunnen eerlijk zeggen of ze wel of niet terug willen, en dan is het aan een regering om vervolgens te zeggen of zij die onderdanen wel of niet terugneemt. Ik kan me daarover verbazen en ik kan me er soms ook wel boos over maken dat sommige landen niet meewerken aan de terugkeer van hun eigen onderdanen, zelfs niet als die onderdanen dat soms wel willen, maar dat zijn de feiten. Dan kunnen mensen dus niet terug. Ik ben in dat licht ook blij met het voornemen van het kabinet om de strafbaarstelling van illegaliteit niet door te laten gaan. Ik heb begrepen dat dit nog maar een voornemen is, dat nog door de ministerraad moet worden goedgekeurd.

De reden om dit debat maanden terug aan te vragen was voor mij de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten. De situatie is nu dat er vele mensen in Nederland ofwel op straat ofwel in een noodopvang ofwel in een gekraakte of andere tijdelijke locatie zitten, met bijzonder weinig zekerheden en bijzonder weinig rechten. Ik vind dat zorgwekkend voor alle betrokkenen, ook voor omwonenden en ook voor mensen die niet goed begrijpen wat de status van die mensen is en of ze hen nu wel of niet kunnen helpen. In mijn ogen ligt er nu een heel duidelijke uitspraak van het ECSR dat de Nederlandse regering is uitgenodigd tot het nemen van alle mogelijke maatregelen ter vermijding van ernstige en onherstelbare schade in de integriteit van personen. Ik stel voor dat wij die uitspraak beschouwen als een principe, als een richtlijn. Dat is namelijk het risico dat je loopt als je mensen op straat laat verpieteren. Ik wil dat niet. Ik wil geen samenleving waarin mensen die verwaarloosd op straat leven, het maar moeten zien te redden. Een relatief hoog percentage van hen heeft de nodige dingen meegemaakt, is kwetsbaar en is in een groot aantal gevallen ook ernstig ziek.

Ondanks het feit dat ik nog steeds erg gelukkig ben met het goede voornemen van het kabinet dat gisteren naar buiten kwam, begrijp ik niet waarom het kabinet op dit punt aarzelt en zegt: het is allemaal nog niet juridisch bindend, dus laten we dat maar eventjes rustig afwachten. Ik heb ook even geaarzeld of ik mevrouw Maij daar per interruptie een vraag over zou stellen, maar ik heb dat niet gedaan. Waar sta je dan voor als politicus? Wij zijn toch geen politici geworden om ons uiteindelijk te laten dwingen door een andere instantie of door bijvoorbeeld de rechter om ervoor te zorgen dat wij hier in Nederland ophouden met het in gevaar brengen van mensen, met het toestaan dat mensen in een bijzonder kwetsbare positie verkeren? Ik verwacht in ieder geval meer van de Partij van de Arbeid, maar ik verwacht ook dat de Staatssecretaris verstandig is en gewoon zegt: er ligt dan wel een voorlopige en juridisch niet-bindende uitspraak, maar ik begrijp het signaal dat daarmee is afgegeven. Nederland eerbiedigt de verdragen waar het een handtekening onder gezet heeft en de comités en de raden waarvan het lid is. Nederland eerbiedigt die uitspraak en zorgt ervoor dat deze mensen recht hebben op opvang.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Een aantal collega’s heeft er al op gewezen dat het wetsvoorstel inzake strafbaarstelling illegaal verblijf wordt ingetrokken. Dat is opnieuw een fraai staaltje koehandel van de uitruilcoalitie. Opnieuw breekt de VVD een verkiezingsbelofte. Ik ben de tel inmiddels kwijtgeraakt.

Ik moet er tegelijkertijd bij zeggen dat ik de hele discussie over de strafbaarstelling wel behoorlijk opgeblazen vind. Het is toch voor een deel een Haagse kaasstolpdiscussie met retoriek aan twee kanten. We kennen immers allang de strafbaarstelling van illegaal verblijf via het zogenaamde inreisverbod. Mijn fractie heeft het ook nooit onlogisch gevonden om het consequent en bewust negeren van de vertrekplicht als een overtreding te beschouwen. Als de overheid en de rechter zich over het verblijfsrecht hebben gebogen, er is duidelijkheid over en mensen negeren die uitspraak consequent, dan mag dat ook als overtreding worden aangemerkt. Voor onze fractie was het echter steeds de vraag, wat de toegevoegde waarde was van het voorstel ten opzichte van het inreisverbod. Het was voor ons de vraag of het zin heeft om te komen met een generieke strafbaarstelling boven het individuele maatwerk dat kan worden geleverd met zo’n inreisverbod. Daarbij kun je het bewust overtreden van een vertrekplicht afwegen tegen bijvoorbeeld humane aspecten. Bovendien was het voor ons de vraag of de effectiviteit en de handhaving gericht op een effectieve terugkeer, hier echt mee gediend waren. We hebben daarover heel veel vragen gesteld in het verslag. We komen dus niet toe aan het debat daarover en aan een definitieve afweging, maar ik hecht eraan dat we de evaluatie van het inreisverbod en de terugkeerrichtlijn wel in 2014 met elkaar kunnen bespreken. Ik wijs erop dat juist die strafbaarstelling altijd is gezien als een sluitstuk van een effectief terugkeerbeleid. Die strafbaarstelling is in de eerste plaats een bestuursrechtelijk instrument, dat mensen moet bewegen om de stap terug naar het land van herkomst te maken. Zij kan uiteindelijk ook de consequentie hebben dat als daar geen gehoor aan wordt gegeven, daar een boete of een sanctie tegenover staat. Laten we dat debat dus aan de hand van die evaluatie verder voeren.

Wat betekent dit nu voor de doelstelling uit het regeerakkoord om illegaliteit terug te dringen? Dat terugkeerbeleid is nog steeds de achilleshiel van het beleid. Meer dan 50% van de mensen zonder verblijfsrecht, keert niet terug. Hoe wordt dat percentage nu lager? Mijn indruk is dat de Staatssecretaris echt met lege handen staat. Behalve dat hij geen wettelijke instrumenten ter beschikking heeft, heeft hij ook nog eens te maken met zware bezuinigingen op de vreemdelingenketen. Ik herinner hem aan de door de Kamer aangenomen motie waarin wordt gevraagd om te komen met voorstellen om het terugkeerbeleid effectiever te maken. Wanneer kunnen we de uitvoering van die motie tegemoet zien, wanneer kunnen we het wetsvoorstel inzake terugkeer en vreemdelingenbewaring tegemoet zien en wat gaat de Staatssecretaris doen om met name ook overlastgevende en criminele illegalen aan te pakken?

Ondertussen worden wel problemen afgewenteld op gemeenten. Het ontbreken van een effectief terugkeerbeleid en van een sluitend beleid betekent gewoon dat gemeenten soms met veel problemen op straat te maken hebben. Er zijn natuurlijk mensen die hun terugkeer traineren, daar heb ik voorbeelden van gezien en over gehoord in de werkbezoeken die ik heb afgelegd, maar er zijn ook echt mensen die niet terug kunnen, omdat het land van herkomst echt niet meewerkt. Terugkeer moet wel het perspectief blijven, maar die waardigheid in het terugkeerbeleid moet ook gewaarborgd zijn. Daarom heb ik er eind vorig jaar voor gepleit dat de Staatssecretaris de regie neemt in de discussie daarover. Ik heb de heer Azmani net nog maar even ter herinnering het interview dat ik daarover in Trouw heb gegeven, laten lezen. Ik heb daarin gezegd dat het Rijk die verantwoordelijkheid moet oppakken. Het Rijk moet die niet op het bordje van de gemeenten neerleggen, maar zelf de regie nemen in de discussie daarover. Het Rijk moet daarover ook het gesprek met de gemeenten aangaan. Ook daarover is een motie ingediend en aanvaard. Wij hebben daar zojuist de reactie op kunnen horen van de Staatssecretaris. Die vind ik teleurstellend, maar ook wat merkwaardig. Hij zegt aan de ene kant dat hij in de afspraken die het Rijk heeft gemaakt geen ruimte zien om het opvangbeleid aan te passen. Hij zegt aan de andere kant dat hij gemeenten zoals Amsterdam de ruimte geeft, omdat lokale initiatieven een gunstig effect hebben op het terugkeerbeleid. Staat het Rijk opvang door gemeenten nu oogluikend toe, omdat het lokale beleid effectiever is dan het rijksbeleid? Dat is natuurlijk volstrekt onbevredigend. Als je overal gemeentelijk DT&V’tjes hebt, als je overal terugkeer- en uitvoeringsinstanties hebt die het beter kunnen dan de rijksoverheid, dan dreigt willekeur natuurlijk toch troef te worden. Dat kan natuurlijk niet het geval zijn. Het is bovendien in strijd met het eerdere uitgangspunt dat gemeentelijk beleid het rijksbeleid niet zou moeten ondergraven, maar dat je met elkaar een effectief terugkeerbeleid zou moeten willen voeren. Mijn fractie verwacht dus dat de Staatssecretaris hier duidelijk de regie oppakt, dat hij geen wildgroei toestaat in gemeenten, maar dat hij wel met die gemeenten in gesprek gaat over de vraag wat een effectief terugkeerbeleid kan inhouden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Allereerst is GroenLinks blij dat de wet inzake strafbaarstelling van illegaliteit van tafel is. Het is gewoon ellendig om verblijf in Nederland strafbaar te stellen als mensen niet terug kunnen of durven naar hun thuisland. Na zo veel verschillende acties van mensen in tentenkampen en vluchtkerken, mensen die officieel niet in Nederland mogen blijven maar die ook niet terug kunnen naar hun land van herkomst, moet het de Staatssecretaris toch duidelijk zijn dat de asielprocedures niet sluitend zijn. Er vallen mensen tussen wal en schip. Daar moeten we iets aan doen. Het is de hoogste tijd.

Ik las vanochtend in Trouw een treffend citaat van El Mutena die is gevlucht uit Mauritanië. «Deze discussie over strafbaarstelling van illegaliteit was te idioot om waar te zijn. Voor mensen die op de vlucht zijn, die alles en iedereen hebben moeten achterlaten, was dit een belediging. Laten we het snel vergeten. Geef ons nu onze basisrechten, een onderdak, eten en een kans om ergens bij te horen».

Daar gaat het nu om. Deze situatie levert, wat ons betreft, ook buikpijn op en moet opgelost worden. Het kan niet zo zijn dat asielzoekers in Duitsland onder de Dublinverordening niet meer teruggestuurd mogen worden naar Nederland, waar ze hun eerste asielaanvraag indienden, omdat een menselijk bestaan in Nederland niet gegarandeerd kan worden. Dat gebeurt nu. De heer Voordewind heeft hier ook al naar verwezen. Nederland heeft lange tijd een voorbeeldfunctie en een voortrekkersrol gehad op het gebied van mensenrechten. Wanneer we een gezaghebbend advies zomaar laten liggen, verliezen we die geloofwaardigheid. Dat zou zeer triest zijn.

De titel van dit algemeen overleg is «opvang uitgeprocedeerde asielzoekers». Volgens de Staatssecretaris gaat het steevast om mensen die prima terug kunnen. Maar over wie hebben we het nu werkelijk? We hebben het over mensen die om welke reden dan ook niet terug kunnen of durven naar hun land van herkomst. Ook gaat het over mensen die rechtmatig in Nederland zijn, omdat ze nog wel een procedure hebben lopen, maar geen verblijfsvergunning hebben. De term «uitgeprocedeerd» is dan niet op zijn plaats. En we hebben het over mensen die tussen wal en schip raken en die veelal opgevangen worden door hulporganisaties, kerken en andere vrijwilligers. De Conferentie van Europese Kerken trok aan de bel bij het Europees Comité voor Sociale Rechten. Het Comité nodigde de Nederlandse regering uit, onmiddellijk maatregelen te nemen om te voorkomen dat onherstelbare schade wordt toegebracht aan de integriteit van personen. De winter kwam er immers aan. Maar nu, maanden later, voelt de overheid zich niet verantwoordelijk om een minimumniveau van menselijke waardigheid te garanderen, zoals voedsel, onderdak en kleding, zo blijkt uit de reactie van de Staatssecretaris. Dat hoeft volgens hem niet, omdat de onmiddellijke maatregel niet juridisch bindend is.

We hebben het over mensen die niet vanzelfsprekend een bed hebben om in te slapen. Zij hebben niet vanzelfsprekend een dak boven hun hoofd of brood op de plank. Dat zijn voor ons allen minimale voorwaarden voor een menswaardig bestaan. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Wat is voor de Staatssecretaris menselijk gezien het minimum dat mensen in Nederland nog nodig hebben om een menswaardig bestaan te kunnen leiden?

Iedereen heeft recht op bescherming van de menselijke waardigheid. Daar stond Nederland altijd voor en daar zijn we ook trots op. Mensenrechten vinden wij belangrijk. Het College voor de Rechten van de Mens onderstreept eveneens het belang van deze maatregel om mensenrechten te waarborgen. Daar gaat het om, om de mens die nu zonder bed, bad en brood in nood komt en niet om de vraag of Nederland nu wel of niet moet luisteren naar zo’n alarmbel van het Comité. Op zichzelf zou de noodzaak om deze rechten te borgen al uit Nederland zelf moeten komen. Wij vinden het dan ook zeer teleurstellend en onbegrijpelijk dat de Staatssecretaris niet direct maatregelen heeft genomen na de oproep van het Comité en zich dus verschuilt achter het niet juridisch bindende karakter van de immediate measure. Het is namelijk helemaal niet uit te sluiten dat het uiteindelijke oordeel van het Comité, dat wel bindend is, dezelfde strekking heeft. Houdt de Staatssecretaris daar rekening mee? Of vindt hij het redelijk om pas dan maatregelen te nemen en mensen tot die tijd aan hun lot over te laten?

Toen de Koppelingswet eind jaren negentig werd ingevoerd, werd geadviseerd de wet genuanceerd toe te passen om te voorkomen dat er mensen zouden zijn die geen toegang tot voorzieningen zouden hebben, terwijl ze die wel nodig hebben. Deze nuancering is nu echter helemaal weg. Is het niet hoog tijd dat deze nuancering weer wordt ingevoerd? Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris.

Vrijwilligers en organisaties zorgen nu op verschillende plekken voor opvang van mensen. In Amsterdam zijn er de Vluchthaven en de Vluchtgarage en in Den Haag is er de Sacramentskerk. Waarom duurt het zo lang voordat deze asielzoekers eenzelfde opvang krijgen als in Amsterdam in de Vluchthaven? Wat gaat de Staatssecretaris voor deze groep en de groep in Den Haag doen? Graag een reactie.

De Staatssecretaris reageert op de immediate measure door te stellen dat het Rijk wel degelijk iets doet voor mensen die op straat belanden en noemt dan het voorbeeld van de gemeente Amsterdam. Ook andere steden houden pilots. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan en aangeven hoe hij dit beleid verder ontwikkelt? Deze mensen zitten namelijk al een hele tijd in onzekerheid en wat GroenLinks betreft moet hier duidelijkheid over komen. Basisrechten voor iedereen die in Nederland verblijft, dat zou toch voorop moeten staan.

De voorzitter: Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.40 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Het terugkeerbeleid is een belangrijk onderwerp. Een aantal leden heeft gezegd dat het niet sluitend is. Dat klopt, dat is al jaren zo en zal ongeacht de ambities, die groot zijn bij het kabinet, ook nog een aantal jaren zo zijn. Dat is in Nederland niet anders dan in de andere 28 lidstaten. Dat is overal hetzelfde.

Ik dank de leden voor hun opmerkingen. Ik zal eerst kijken naar de cijfers. Die zijn interessant. Wat zijn de vertrekcijfers? In 2010 vertrok aantoonbaar 53% van de mensen die bij de Dienst Terugkeer & Vertrek instroomden. Het percentage van gedwongen vertrek was in 2010 onder het kabinet-Rutte I 40 en dat van zelfstandig vertrek 13. In 2011 vertrok er aantoonbaar 48%, waarvan gedwongen 30% en zelfstandig 18%. Voor degenen die de cijfers belangrijk vinden, is het handig om dit goed op een rij te hebben. In 2012 was er een wisseling van de wacht en werd kabinet-Rutte I opgevolgd door kabinet-Rutte II. Het aantoonbaar vertrek was toen 48%. Het gedwongen vertrek was 31% en het zelfstandig vertrek bleef hetzelfde, 18%. Het meest interessant jaar is wellicht 2013, want daarvoor ben ikzelf volledig politiek verantwoordelijk. Van de caseload vertrok toen 51%. Dat nam dus weer iets toe na een daling in 2011 en 2012, de jaren waarin de Partij voor de Vrijheid medeverantwoordelijk was voor het regeringsbeleid. Aantoonbaar vertrok dus 51%, waarvan gedwongen 29%, dat daalde dus, en zelfstandig 22%. Dat zelfstandig vertrek nam dus toe en daar moeten wij volgens mij ook blij mee zijn. Het is ook de inzet van het kabinet om mensen te overtuigen dat hun toekomst niet altijd in Nederland ligt, maar dat die ook ergens anders zou kunnen liggen. Het is dan ook een goede ontwikkeling als het zelfstandig vertrek toeneemt. Ik zal niet zeggen – dat is taal die een Staatssecretaris niet gebruikt – dat de heer Fritsma uit zijn nek kletst. Dat hoort u mij niet zeggen, maar u hoort mij wel zeggen dat de heer Fritsma de cijfers niet goed op een rijtje heeft.

De voorzitter: Ik heb als eerste mevrouw Gesthuizen gezien, maar de heer Fritsma wordt nu rechtstreeks aangesproken en daarom geef ik hem eerst de gelegenheid om iets te vragen of te zeggen.

De heer Fritsma (PVV): Te vragen met name. De cijfers die ik net heb ingebracht, komen rechtstreeks uit de Rapportage Vreemdelingenketen. Het is dus niet juist om te suggereren dat het uit de nek kletserij is. Maar mijn vraag is de volgende. De Staatssecretaris kan toch onmogelijk tevreden zijn met een aantoonbaar vertrek van ongeveer de helft van alle illegalen? Je kunt toch nooit tevreden zijn als de helft van iedereen die hier een verblijfsaanvraag indient, daarna gewoon hier blijft hangen? Als de Staatssecretaris daar wel tevreden mee is, dan weet ik het ook niet meer. Hoe gaat hij bevorderen dat veel meer illegalen vertrekken naar de landen van herkomst?

Staatssecretaris Teeven: Toch nog eerst even over de cijfers. Ik heb gezegd dat ik de woorden «uit de nek kletsen» niet gebruik en dat heb ik ook niet willen zeggen. Ik heb alleen gezegd dat de heer Fritsma de cijfers niet goed op een rijtje had. Dat even voor de verslaglegging.

Je moet niet selectief winkelen. Als je kijkt naar de nominale aantallen, als je dus puur kijkt hoeveel mensen Nederland hebben verlaten, dan zie je dat er in 2010 nominaal 10.860 mensen Nederland hebben verlaten, in 2011 11.390 en dat dat aantal in 2012 nog een beetje doorsteeg naar 11.660. Dat aantal is nu nominaal een stuk lager, namelijk 9.500, maar dat heeft een heel andere reden. Dat heeft als reden dat de instroom bij DT&V is gedaald en dat heeft weer als oorzaak dat we meer verblijfsvergunningen hebben verleend aan de groep in 2013. Dat is bij de Kamer bekend. Dat zijn er zo’n 2.700 en dat is ongeveer het verschil. We zijn voor de Syriërs ruimhartig geweest met het verstrekken van verblijfsvergunningen. Als de caseload van de Dienst Terugkeer & Vertrek daalt, betekent dat uiteraard ook dat er nominaal minder mensen vertrekken. Maar als je kijkt hoe slecht of hoe goed de Dienst Terugkeer & Vertrek presteert, dan kun je vaststellen dat er in de totaalcijfers geen verandering zit, maar dat er wel sprake is van een afname van gedwongen vertrek en een toename van zelfstandig vertrek. Dat is wel een verandering en dat is ook een doelstelling van het kabinet. Mensen in vreemdelingenbewaring houden, zoals de heer Fritsma propagandeert, kan soms heel effectief zijn en die vreemdelingenbewaring hebben we ook nodig, maar het is wel een duur middel. Een goedkoper middel is om mensen te bewegen zelfstandig terug te keren en tegen ze te zeggen dat hun toekomst misschien toch in het land van herkomst ligt.

De heer Fritsma vroeg vervolgens of ik daar dan tevreden over ben. Nee, daar ben ik niet tevreden over. Dat geldt overigens ook voor mijn voorgangers. Dit is namelijk niet een dramatische ontwikkeling die alleen plaatsvond onder Rutte II, maar dit is een dramatische ontwikkeling die onder mij, maar ook onder mijn voorganger en onder de voorganger van mijn voorganger heeft plaatsgevonden. Daar waren mijn voorgangers niet tevreden over en daar ben ik ook niet tevreden over. Die vraag kan ik dan ook volmondig met ja beantwoorden. Ik ben daar niet tevreden over. Dat was een terechte vraag van de heer Fritsma. Je moet echter niet – dat is een beetje selectief winkelen – suggereren dat de zaken dramatisch zijn ingestort. Er is niets mis met populisme, maar dit is een beetje populisme van de brakke grond.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De Staatssecretaris meldde dat het vrijwillig vertrek een paar procent is toegenomen, als het goed is 4%. Vindt de Staatssecretaris dat een significante kentering of schommelt het een beetje? Als het wel iets significants is, hoe duidt de Staatssecretaris dit dan? Komt dit door een andere aanpak?

Staatssecretaris Teeven: Als je naar de cijfers kijkt, zie je een kentering, want in 2010 was het zelfstandig vertrek 13% van de caseload van DT&V, in 2011 en 2012 18% en in 2013 22%. Ik kan daar echter nog niet meteen consequenties aan verbinden. De heer Azmani zei: wat werkt, werkt, maar werkt het nou ook echt? We richten ons natuurlijk met name op asielzoekerscentra, waar we mensen proberen te bewegen om te vertrekken. Dat doen we ook op de gezinslocaties. Daar zijn we dus daadwerkelijk mee bezig, maar ik denk dat het nog te snel is om nu al te zeggen dat dat ook effect heeft. Daar ben ik voorzichtig mee, maar ik vind het geen slechte ontwikkeling dat mensen, in overleg met de Internationale Organisatie voor Migratie en andere instellingen, die hier vandaag ook vertegenwoordigd zijn, zeggen: mijn toekomst ligt niet in Nederland; ik heb inzicht in mijn eigen handelen en ik ga proberen om mijn toekomst in het land van herkomst op te bouwen. Dat vind ik op zich geen slechte ontwikkeling, maar juist iets om toe te juichen.

De heer Van Hijum (CDA): De Staatssecretaris zegt niet tevreden te zijn met die 50%. Hij zegt terecht dat niet alleen hij worstelde met het vraagstuk hoe je het terugkeerbeleid effectiever kunt maken, maar dat voorgangers van hem dat ook deden. De motie die daarover in november is aangenomen, werd in de Kamer vrij breed gesteund. De vraag is dan ook op welke wijze de Staatssecretaris zijn ambities wil opschroeven, of hij zich ook wil committeren aan een doelstelling en of hij bereid is om daar ook middelen voor in te zetten. We moeten namelijk ook constateren dat we op dit moment vooral te maken hebben met bezuinigingen op die vreemdelingenketen. Welke middelen heeft de Staatssecretaris om echt wat te doen?

Staatssecretaris Teeven: Ik zal het met name moeten zoeken binnen de keten zelf. Ik heb al gezegd dat gedwongen vertrek en vreemdelingenbewaring duurder is dan zelfstandig vertrek en alle zaken die je daaraan koppelt om mensen die geen verblijfsrecht, maar een vertrekplicht hebben, te motiveren om Nederland te verlaten en naar het land van herkomst te gaan. Ik zal het dus moeten zoeken in het binnen de bestaande begroting schuiven met middelen. De heer Van Hijum heeft gelijk als hij zegt dat de motie die er eind vorig jaar lag, mede tot doel had om mensen te motiveren tot zelfstandig vertrek. Ik kom daar straks nog uitgebreid op terug. Iedereen heeft namelijk gevraagd wat de stand van zaken is met betrekking tot niet alleen Amsterdam en Den Haag, maar ook andere plaatsen. We hebben daar al eerder over gesproken.

De heer Van Hijum (CDA): Ik wil graag een vervolgvraag stellen, als dat mag, voorzitter.

De voorzitter: Ik zal zo uitleggen waarom ik twijfel, maar ga uw gang.

De heer Van Hijum (CDA): De Staatssecretaris heeft mijn vraag nog niet beantwoord. Als er middelen anders worden ingezet, kan dat misschien zorgen voor een verdere verschuiving tussen zelfstandig en gedwongen vertrek. Het percentage van zelfstandig vertrek gaat dan misschien van 22 naar 25 en het gedwongen vertrek neemt dan af. De motie ging echter over het totale percentage van 50 en over de ambitie van de Staatssecretaris om het terugkeerbeleid in zijn geheel effectiever te maken. Wat kunnen we op dat terrein verwachten?

Staatssecretaris Teeven: Daarmee ben ik op een aantal terreinen bezig. Dat weten de leden van de commissie ook. Ik ben bezig om de best practices van andere landen hier over te nemen. De Dienst Terugkeer & Vertrek werkt ook meer samen met de andere landen. Verder kijken we hoe we met de landen van herkomst een gezamenlijke inspanning vorm kunnen geven. Ik heb de Kamer daar naar aanleiding van de laatste JBZ-Raad over geïnformeerd. Als je naar dit percentage kijkt, zit de meerwaarde voor een groot gedeelte in de gezamenlijke inspanning om het terugkeerbeleid effectief te maken. Dat geldt voor de gedwongen terugkeer, maar dat geldt ook voor de vraag waarom het ene land heel effectief is als het gaat om vrijwillige terugkeer naar herkomstland A en waarom een ander land in Europa heel effectief is als het gaat om land B. Het is interessant om dat eens naast elkaar te leggen en te kijken waarom Nederland niet zo effectief is in bijvoorbeeld Afghanistan. Dat kan namelijk veel effectiever. En waarom zijn wij wel heel effectief in Nigeria, terwijl de Belgen daar niet effectief zijn? Dat zijn zaken waar we op dit moment naar kijken. Ik denk dat daar een meerwaarde in zit en dat we op die manier dat percentage kunnen verhogen.

Wat kun je binnenlands nog doen? De heer Van Hijum is er niet altijd blij mee als ik de credits geef aan de motie, maar wat daarin gevraagd wordt, is wel wat er in Amsterdam geprobeerd wordt. We willen daadwerkelijk kijken of we daar mensen kunnen motiveren. We zijn nu vier maanden verder met de Vluchthaven. De heer Voordewind komt daar veel en hij zal dan ook herkennen wat ik nu ga zeggen. Het zou vreemd zijn als hij dat niet herkent. Ik moet constateren dat ik nog niet al te optimistisch ben als het gaat om de vraag of mensen bereid zijn om terug te keren. De gesprekken gaan de komende week beginnen. We hebben net een afkoelingsperiode gehad. Ik heb ook met de Kamer besproken dat we niet meteen mensen in de nek gingen zitten, maar nu komt wel het moment dat die gesprekken gevoerd kunnen gaan worden. Een aantal woordvoerders, waaronder de heer Azmani, heeft gevraagd wanneer die periode afloopt. Dat is niet op 1 mei. Dat weet de heer Azmani ook. Het huurcontract loopt door tot 1 juni en er zit zelfs een verlengingstermijn in tot 1 juli. Dit is echter wel het moment dat die terugkeergesprekken ook daadwerkelijk vorm moeten gaan krijgen. Hoeveel van de mensen die in de Vluchthaven verblijven dan daadwerkelijk terugkeren en hoeveel niet, dat was toevallig gistermorgen onderwerp van het gesprek tussen mij en de burgemeester. Ook de gemeente Amsterdam ziet namelijk wel in dat het niet zo kan zijn dat 98% van de mensen die in de Vluchthaven verblijven, op 1 juli nog steeds in Nederland verblijven, terwijl ze geen verblijfsrecht meer hebben. Dat snapt iedereen. Er moet een bepaald percentage terugkeren naar de landen van herkomst.

Dan komt natuurlijk wel de vraag aan de orde – en die vraag is door een aantal van u ook gesteld – hoe effectief de Vluchthaven is, behalve het feit dat mensen bed, bad en brood wordt geboden. De mensen die daar verblijven moeten of werken aan een verder verblijf in Nederland of terugkeren naar het land van herkomst. Een eindeloos verblijf in de Vluchthaven, tot de afloop van dit kabinet in 2017, is niet de lijn die ik zou willen inzetten.

De voorzitter: Ik aarzelde net al bij de interruptie van de heer Van Hijum. Ik hoorde de Staatssecretaris zeggen dat hij uitgebreid in zal gaan op tal van inhoudelijke punten. Ik wil daarom voorstellen dat we eerst kijken hoe dat loopt. Als u daar dan nog vragen over hebt, lopende die toelichting, dan ga ik weer interrupties toestaan. Anders komen we echt in tijdnood. Wellicht had u in eerste termijn wat minder tijd aan elkaar moeten besteden.

Staatssecretaris Teeven: Dank dat ik wat tijd van u krijg, voorzitter.

De heer Schouw zag nog drie addertjes onder het gras. In een interruptiedebatje vroeg hij de heer Azmani hoe de VVD-fractie die speld op gaat ruimen. Die discussie laat ik graag aan de VVD-fractie en de heer Schouw. Tegen mij sprak hij echter over buigend riet. Daar moet ik wel op reflecteren. Buigend riet is vaak de beste kwaliteit riet. Aan brekend riet heb je niet zo veel, want dan gaan al die rietkragen naar de filistijnen. Buigend riet heeft dus grote kwaliteiten. Het heeft echter ook iets te maken met realiteitszin. Het heeft geen zin om je als Staatssecretaris, belast met een stukje van de uitvoering van het regeerakkoord en het kabinetsbeleid, vast te bijten in iets waar de coalitiepartners dit weekend over hebben afgesproken dat ze het anders willen. Realiteitszin is daarom geboden.

Onder andere de heren Van Hijum en Schouw hebben gevraagd hoe effectief die wet zou zijn geweest. Hoe effectief zou de strafbaarstelling van illegaal verblijf zijn geweest? Dat is een van de dingen die mogelijk zou kunnen blijken uit de evaluaties van het terugkeerbeleid in Europa. Ik wacht daar nog op. Daar zou uit kunnen blijken dat die strafbaarstelling in andere landen heel effectief is, maar daar zou ook uit kunnen blijken dat die niet zo effectief is. Dat is een van de redenen waarom ik wilde wachten met het geven van een antwoord. Dat antwoord zal nu ook niet meer komen in deze regeerperiode, zo antwoord ik meteen op de tweede reflectie van de heer Schouw.

De totempaal, zoals de heer Schouw die noemde in de richting van de heer Azmani, komt niet meer in deze regeerperiode. Ik zal inderdaad, indachtig de brief van de minister-president, aanstaande vrijdag in de ministerraad machtiging vragen om het wetsvoorstel in te trekken. Zodra ik dat gedaan heb, zal ik de Kamer daar nader over informeren.

De derde reflectie betreft de opmerking van de heer Schouw over het humaner maken van het asielbeleid. Hij stelde ook een aantal concrete vragen. Wat betreft het wetsvoorstel inzake terugkeer en vreemdelingenbewaring wacht ik op dit moment op de adviezen van de Raad van State. Als die komen en aanleiding geven tot aanpassingen, gaan we daar met de Kamer over spreken. Als het gaat om het terugkeerbeleid en het verblijf in de asielzoekerscentra of op de gezinslocaties, bekijken we nu hoe we de mensen daar actiever kunnen maken. We bekijken of hun toekomst gericht is op verder verblijf of dat hun toekomst is gericht op terugkeer. In beide gevallen heeft inactiviteit geen zin. In mijn optiek is inactiviteit zelfs inhumaan. We moeten dus wel kijken hoe we het verblijf daar meer inhoud kunnen geven.

Er liggen verder nog een aantal andere zaken, zoals de implementatie van procedures en opvangrichtlijnen. Daar ga ik ook mee aan de gang. Er liggen dus nog een aantal grote stukken. Die zijn niet altijd direct gekoppeld aan een humaan beleid, maar soms wel. Ik ga echter verder met wat we daarover hebben afgesproken. De commissie kan dat dan beoordelen.

Dit naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Schouw.

De voorzitter: Zijnde uw algemene reactie op de aanstaande intrekking van het wetsvoorstel.

Staatssecretaris Teeven: Dat ook.

De voorzitter: Daar wil de heer Fritsma iets over zeggen, maar dan zeg ik eerst tegen hem dat oordelen over hetgeen de Staatssecretaris heeft gezegd, in tweede termijn kan. Vragen kunnen nu worden gesteld.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb twee heel korte vragen. Hoe je het ook wendt of keert, de Staatssecretaris heeft die strafbaarstelling altijd verdedigd. In dat licht vind ik het vreemd dat hij het nu een goede deal noemt dat die van tafel is.

De voorzitter: Dit is een oordeel.

De heer Fritsma (PVV): Nee, ik vraag of de Staatssecretaris nog steeds achter die kwalificatie staat.

Dan mijn tweede korte vraag. In de brief van vandaag hebben we kunnen lezen dat er overleg is geweest tussen beide fracties en de verantwoordelijke bewindspersonen. Heeft de Staatssecretaris überhaupt geprobeerd om dit punt nog te verdedigen? Dit maakte namelijk gewoon deel uit van zijn vreemdelingenbeleid. Heeft de Staatssecretaris in het overleg met die twee fracties geprobeerd om het te verdedigen of heeft hij zijn huid helemaal niet duur verkocht?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb net al gezegd dat ik wacht op de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn elders in Europa. Dat bepaalt ook in hoge mate de effectiviteit van dit wetsvoorstel. Daar zat ik sowieso op te wachten. Het was mij bekend dat dit wetsvoorstel een bron van zorg was bij de fractie van de Partij van de Arbeid. Dat was niet geheel onbekend. Ik beantwoord nu een vraag van de heer Fritsma, maar ik heb in de gaten dat de heer Fritsma niet luistert. Dan heeft het ook niet zo veel zin om antwoord te geven.

De heer Fritsma (PVV): Ik luister met veel belangstelling.

Staatssecretaris Teeven: Ik kreeg even de indruk van niet. Dan stop ik er ook meteen mee.

De voorzitter: Ik heb de indruk dat de heer Fritsma twee dingen tegelijk kan.

Staatssecretaris Teeven: Goed, dan heb ik dat verkeerd ingeschat. Daar ben ik blij om. Ik heb het dus wel verdedigd, maar ik weet ook wat de gevoelens zijn in een van de regeringsfracties. Ik heb ook moeten constateren dat beide regeringsfracties het regeerakkoord dit weekend hebben gewijzigd. Dat heeft mijn instemming en dat is ook precies het antwoord dat ik gisteren heb gegeven. Je moet ook de realiteit in aanmerking nemen en de realiteit is dat regeringsfracties een regeerakkoord maken en dat regeringsfracties ook een regeerakkoord kunnen wijzigen. Daar kun je het als bewindspersoon mee eens zijn of niet. Ik heb in dit geval gezegd dat ik het ermee eens was. Dat is mijn antwoord.

Voorzitter. Mevrouw Maij en anderen spraken over het standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Daar is al veel over gezegd en er is een ontvankelijkheidsverweer gevoerd. Het definitieve oordeel van het Comité is niet bindend, maar wel gezaghebbend. Ik wijs erop dat het Comité zich nog niet heeft uitgelaten over het ontvankelijkheidsverweer van de regering over de personele reikwijdte van het verdrag. Dat is geen materieel verweer, maar wij vinden dat het Europees Sociaal Handvest wel ruimte biedt voor een dergelijke klacht, maar niet voor een dergelijke gevolgstelling. Er is nog geen antwoord gekomen op dat verweer. In de bijlage bij het verdrag staat dat de reikwijdte van het verdrag wordt begrensd tot vreemdelingen die rechtmatig op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Daar gaat het verdrag, het Europees Sociaal Handvest over. Het heeft geen betrekking op vreemdelingen die niet rechtmatig op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Het Comité heeft nog geen oordeel over dit ontvankelijkheidsverweer gegeven. Mijn antwoord op de vele vragen van de leden of de Staatssecretaris materieel niet al moet bewegen en of hij uit humaan oogpunt niet al wat moet doen, is dat je dat niet moet doen als je als lidstaat vindt – dat vinden wij ook echt – dat het Comité zich had moeten beperken tot vreemdelingen die rechtmatig op het grondgebied verblijven en niet haar oordeel had moeten uitbreiden tot vreemdelingen die niet rechtmatig op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Dat zijn dus vreemdelingen die om de eenvoudige reden dat ze zijn uitgeprocedeerd geen verblijfsrecht hebben.

Mevrouw Voortman raakte daar enigszins aan in haar inbreng, toen ze vroeg: waar spreken we hier vandaag over als we het hebben over uitgeprocedeerde asielzoekers? Als ik als Staatssecretaris spreek over uitgeprocedeerde asielzoekers, dan spreek ik over mensen waarvoor onomstotelijk is komen vast te staan dat ze geen verblijfsrecht meer hebben in Nederland en dat ze dus terug moeten naar het land van herkomst. Dat zijn voor mij uitgeprocedeerde asielzoekers. Dan gaat het dus niet om mensen die nog op enigerlei wijze in de procedure zitten. Als je naar dit ontvankelijkheidsverweer van het kabinet kijkt, zou het definitieve standpunt van het Europees Comité voor Sociale Rechten voor die mensen overigens wel gevolgen kunnen hebben. Als dit ontvankelijkheidsverweer gehonoreerd wordt door het Europees Comité dan ziet dat niet meer op vreemdelingen die geen rechtmatig verblijfsrecht meer hebben in Nederland. Dit even voorafgaand aan alle opmerkingen die hierover zijn gemaakt en voordat we naar de materiële componenten gaan kijken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik ben heel blij dat de Staatssecretaris ingaat op de vraag over wie we het nu hebben. Volgens mij is iedereen uitgesloten die geen volkomen verblijfsrecht heeft; dus ook de mensen die niet weg kunnen, omdat dat bijvoorbeeld in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Mensen die niet mogen worden uitgezet en waar nog geen definitieve beslissing over is genomen, hebben volgens mij ook geen recht op eten, kleding en een bed. Zo kan ik nog wel een aantal voorbeelden noemen. Moeders die juridisch verplicht zijn om voor hun kind dat de Nederlandse nationaliteit heeft, te zorgen, maar die geen verblijfsrechten hebben. Dat zijn allemaal mensen die geen recht hebben op bed, bad en brood, maar waarvan je wel kunt zeggen dat ze ook niet weg kunnen. Hoe zit het dan met die mensen?

De voorzitter: Het EVRM is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ik zeg dit, omdat er mensen zijn die thuis met ons meekijken en die niet van A tot Z in de materie zijn ingevoerd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Excuses, voorzitter. Ik was juist zo blij dat u ons daar steeds op wees.

Staatssecretaris Teeven: Je moet wel onderscheid maken tussen vreemdelingen die definitief en onherroepelijk geen verblijfsrecht meer hebben in Nederland – daar heeft de Nederlandse regering een ontvankelijkheidsverweer voor gevoerd in de richting van het Europees Comité – en de mensen voor wie dat nog niet onherroepelijk vaststaat. Dat vergt een andere, materiële weging. Je moet dan bekijken hoeveel zwaarte je geeft aan een niet-bindend advies. De heren Schouw en Azmani hebben in hun eerste termijn terecht vastgesteld dat dat advies uiteindelijk niet bindend is. Dat staat vast, maar het is wel gezaghebbend. Dat heb ik eerder al aangegeven in de brief van volgens mij 5 november.

Er zitten dus twee stappen in. Bij de ene stap gaat het over de ontvankelijkheid en betreft vreemdelingen die onherroepelijk geen verblijfsrecht hebben. De volgende stap betreft de mensen voor wie dat op enigerlei wijze nog niet zeker is. Dan gaat het om de vraag hoeveel gewicht de Nederlandse regering hecht aan een niet-bindend advies, dat wel gezaghebbend is. Nederland spreekt namelijk wel – de heer Voordewind heeft dat in zijn eerste termijn terecht gezegd – via de mensenrechtenverdragen andere lidstaten en andere landen aan op dit soort conclusies van het Comité. Je kunt dat dan ook niet zomaar terzijde schuiven. Dat zijn we op zich met elkaar eens. Er zitten dus twee stappen in het verhaal. Dat is wat ik aan wil geven. Dat zijn precies de twee stappen die mevrouw Voortman ook aankaartte.

We zijn van mening dat die oproep van het Europees Comité zich slecht verhoudt met het collectief klachtrecht. Bij een collectieve klacht staat wet- en regelgeving in abstracto ter discussie en niet de onherstelbare schade die dreigt voor een specifiek individu bij een voorlopige voorziening, zoals het Europees Hof voor de Rechten voor de Mens die kent. Een collectieve klacht, zoals die er nu ligt van de Raad van Kerken over het handvest, kan dus per definitie alleen maar leiden tot beleidsconsequenties en niet tot uitvoeringsconsequenties. Wij achten het dan ook onlogisch om in dit stadium beleidsconsequenties door te voeren terwijl nog geen sprake is van een inhoudelijk oordeel van het toezichthoudend Comité, want daar wachten we nu nog op. Dat oordeel verwachten we overigens tegen de zomer.

Nu kun je de oproep van het Europees Comité ook lezen als het opschorten van Nederlandse regelgeving. Als dat zo is, hebben we echt constitutionele bezwaren tegen het standpunt dat het Comité heeft ingenomen. Daar zullen we dan ook om die reden op dit moment niet in meegaan. Het standpunt van de Nederlandse regering is dat het onmenselijk is om een democratisch tot stand gekomen wetgevingsproduct dat we hier kennen, zoals onze Vreemdelingenwet, op te schorten naar aanleiding van een voorlopig en niet juridisch bindend verzoek. Die bedenkingen hebben we ook gedeeld met het Comité en we hopen ook dat het Comité daar zo snel mogelijk inhoudelijk duidelijkheid over zal geven.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De Staatssecretaris gaf eerst aan dat het voor de eerste categorie, de mensen die absoluut uitgeprocedeerd zijn, helder is. Ik heb echter nog geen helder antwoord gehad op de tweede categorie, waar artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens betrekking op heeft en dat zijn de mensen die nog geen definitieve beslissing hebben. Die mensen hebben op dit moment ook geen recht op bed, bad en brood. Hoe wil de Staatssecretaris met deze mensen omgaan?

Staatssecretaris Teeven: Daarvoor wil ik afwachten wat de definitieve bevindingen zijn van het Europees Comité. Die definitieve bevindingen worden deze zomer verwacht. Dat is volledig in lijn met het advies van de Raad van State. Ik zal dat alles afwachten en dat in het kabinet bespreken. Daar zullen we dan vervolgens al dan niet consequenties aan verbinden. Dat is de lijn die ik op dit moment voorsta. Dat heb ik ook bericht in de brief die ik volgens mij op 5 november vorig jaar naar de Kamer heb gestuurd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Tot die tijd neemt het kabinet dus geen maatregelen als het gaat om deze mensen.

Staatssecretaris Teeven: Dat hebt u goed gezien.

De heer Van Hijum (CDA): De Staatssecretaris zegt geen maatregelen te nemen. Op het gevaar af dat de Staatssecretaris daar nog op komt, wil ik toch zeggen dat hij dan toch een beetje in conflict komt met de uitvoeringspraktijk. Hij doet dat namelijk eigenlijk wel door gemeenten volop de ruimte te geven om veel bredere groepen op te vangen dan hij op grond van zijn beleid eigenlijk toestaat. Dat wringt met elkaar.

Staatssecretaris Teeven: De heer Van Hijum mag mij dezelfde vraag op drie verschillende manieren stellen. Dat vind ik prima en ik zal proberen om op een en dezelfde manier antwoord te geven. De heer Van Hijum weet dat we dat vorig jaar naar aanleiding van een motie hebben gewisseld. In Amsterdam en de grote steden was sprake van een noodsituatie. De heer Van Hijum heeft toen een klemmend beroep op mij gedaan – daar heeft een Kamermeerderheid zich achter gesteld – om iets te doen aan de situatie van mensen die van het ene kraakpand in Amsterdam naar het andere kraakpand werden gejaagd. Ik moet het nog even terugzoeken in de Handelingen, maar dat was ongeveer de terechte oproep van de heer Van Hijum. Dat is ook precies waar ik op ben ingegaan. Dat is iets anders dan dat ik die aanpak nu generaal ga uitrollen over heel Nederland. Daarom wil ik ook niet meegaan in de veronderstelling van mevrouw Maij. Het ging toen om de situatie in Amsterdam. In een later algemeen overleg heeft mevrouw Maij aandacht gevraagd voor de stad Den Haag. Ik heb toen overleg gevoerd met de gemeente Den Haag. Ik heb daarbij wel gezegd dat het eerst individualiseerbaar moet zijn voordat je aan een Vluchthavenvariant kunt gaan denken. Als er problemen zijn in Den Haag moeten de mensen die op dit moment in die kerk verblijven, individualiseerbaar zijn. Dat is tot op heden in Den Haag niet gelukt, ook niet met medewerking van de personen die zelf in de kerk verblijven. Dat is de stand van zaken. Wij wachten nu op de uitspraken van het Europees Comité. Er moet dan ook niet gezegd worden dat ik voorsorteer op het Europees Comité. Wij voeren een ontvankelijkheidsverweer en daar is nog niet over beslist. Wij wachten dus af wat het definitieve oordeel is van het Comité. Op het moment dat wij dat definitieve oordeel hebben, zal ik de zaken in het kabinet bespreken en dan zal ik daarop terugkomen. Dat is lijn één.

Lijn twee is dat er een situatie was in Amsterdam en misschien ook in Den Haag, die aanleiding gaf om direct in overleg te gaan met de gemeentebesturen. Dat is de feitelijke stand van zaken op dit moment. Waarbij ik dan nog wel kan zeggen dat ik wat betreft Amsterdam niet zo optimistisch ben hoe het tot op heden gaat in de Vluchthaven.

De voorzitter: U hebt een feitelijke vraag, mijnheer Van Hijum?

De heer Van Hijum (CDA): Laten we elkaar niet op woorden vangen. Ik ben gevoelig voor en altijd bereid om in discussie te gaan over uitvoeringsdilemma’s waar gemeenten mee worstelen. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat ook te willen en dat waardeer ik op zich. Maar de Staatssecretaris zegt nu in reactie op mijn motie: ik geef gemeenten de ruimte, omdat ik zie dat de effectiviteit wat betreft de terugkeer lokaal soms groter is. Hij staat gemeenten toe – echt niet alleen Amsterdam, maar ook Utrecht, Den Haag en tal van andere gemeenten – om met opvang en met terugkeerbeleid aan de gang te gaan. Mijn oproep is en zal blijven dat hij daar zelf uiteindelijk de consequenties van zal moeten aanvaarden in zijn beleid. Of je vindt dat een acceptabele manier van werken en dan zul je dat ook in je beleid moeten vormgeven of je zegt: gemeenten ondermijnen mijn terugkeerbeleid. Het kan niet allebei waar zijn.

De voorzitter: Ik ga nu echt even protesteren. Ik zei tegen u dat u een feitelijke vraag mocht stellen. U kunt uw oordeel in tweede termijn geven, maar u geeft nu al een uitgebreid oordeel. Zo gaan we het niet redden. Wat u nu net zei, is iets voor de tweede termijn. Hebt u nog een feitelijke vraag?

De heer Van Hijum (CDA): Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Teeven: In Drachten en Utrecht bestond al gemeentelijke opvang. Die bestond al onder Rutte I, onder mijn voorganger en ook onder de voorganger van mijn voorganger. Dat werd niet gemeentelijke opvang genoemd, maar het werd wel getolereerd in de gemeenten Drachten en Utrecht. Dat is geen nieuwe situatie en daar ga ik op dit moment zo goed mogelijk mee om. Soms zie ik wel ondermijnende elementen voor het rijksbeleid. Er zijn in de gemeente Utrecht de laatste paar maanden een aantal incidenten geweest, die het rijksbeleid dreigden te ondermijnen. Daar heb ik ook met de burgemeester over gesproken. Ik zie dat in Amsterdam niet. De gemeente Amsterdam is nadrukkelijk in goed overleg met mij over hoe het verder moet. Maar ik ben nog niet zo optimistisch over de uitkomsten in de Vluchthaven. Ik vraag mij dan ook af hoe het verder moet als de huurovereenkomst tussen het Rijk en de Vluchthaven per 1 juni aanstaande wordt beëindigd. Daar heb ik gisteren ook met de burgemeester over gesproken. Er moeten nu gesprekken over terugkeer en vertrek worden gevoerd tussen de Dienst Terugkeer & Vertrek en de mensen in de Vluchthaven. Dat misschien niet iedereen die in de Vluchthaven woont, beseft dat er een vertrekplicht is en dat ze eigenlijk terug moeten keren naar het land van herkomst, is een gegeven en daar loop ik ook tegenaan.

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen, u hebt een feitelijke vraag?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil inderdaad een vraag stellen aan de Staatssecretaris; daar zijn interrupties voor bedoeld. Ik wil de Staatssecretaris vragen of hij kennis heeft genomen van de brief die op 17 maart 2014 is gestuurd door Kerk in Actie. Ik kan hem die brief eventueel wel overhandigen. Ik zou het op prijs stellen als de Staatssecretaris, als hij daar nog geen kennis van heeft genomen, daar op zou willen reageren in een brief aan de Kamer. In mijn ogen wordt daarin namelijk heel helder vastgesteld waar de Staatssecretaris zich op dit moment toe zou kunnen verplichten met de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten in het achterhoofd.

De voorzitter: Staatssecretaris, hebt u er behoefte aan de brief aangereikt te krijgen?

Staatssecretaris Teeven: Dat is sowieso handig.

De voorzitter: U krijgt die via de griffier.

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat ik wat betreft het Europees Comité voor Sociale Rechten helder ben geweest wat de lijn is van de Nederlandse regering. We wachten nog op het definitieve oordeel en er is een ontvankelijkheidsverweer gevoerd.

Mevrouw Maij heeft gevraagd of ik een beeld heb hoeveel mensen er op straat leven. In 2011 is er een onderzoek uitgevoerd naar het mogelijke aantal illegale vreemdelingen. Het ging toen om zo´n 100.000 illegale vreemdelingen.

De voorzitter: Excuus. De heer Fritsma heeft nog een vraag over het vorige punt.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb nog een feitelijke vraag over gemeentelijke opvang. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het dat de gemeente Amsterdam nu over is gegaan tot structurele hulp aan illegalen, waarbij bijvoorbeeld € 3.000 per persoon wordt uitgekeerd als tegemoetkoming in de woonlasten en er asieladvocaten klaarstaan om te helpen met nieuwe verblijfsaanvragen, waardoor de focus juist weer van terugkeer wordt afgehouden?

Staatssecretaris Teeven: Die vraag is ook door de heer Azmani gesteld. Ik kom daar straks op terug.

Mevrouw Maij heeft gevraagd hoe de praktijk in andere lidstaten is ten aanzien van illegale vreemdelingen en het bieden van basisvoorzieningen.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik begrijp dat dit rommelig is, maar ...

De voorzitter: U hebt nog weinig geïnterrumpeerd. Ik geef u daarom de gelegenheid om dat nu te doen. Maar zo gaan we het niet redden. We hadden met zijn allen afgesproken dat we op tijd klaar zouden zijn.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik heb de Staatssecretaris gevraagd of hij weet hoeveel mensen die ongedocumenteerd zijn op straat leven. Hij gaf in zijn antwoord een cijfer uit een onderzoek van het WODC, maar dat is volgens mij een schatting van het aantal mensen dat ongedocumenteerd in Nederland is. Dat is wat anders dan de vraag hoeveel mensen hij denkt dat er ongedocumenteerd op straat leven.

Staatssecretaris Teeven: Ik kan daar geen exact getal van geven. Ik kan alleen maar aangeven dat het nieuwe onderzoek dat het WODC uitvoert naar het aantal illegalen, in 2014 zal plaatsvinden. Ik wil wel vragen of dan ook een inschatting van deze categorie te maken is.

De voorzitter: De Staatssecretaris vervolgt zijn betoog en ik sta de komende twintig minuten geen interrupties toe.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Maij heeft gevraagd hoe het in andere landen gaat. In Denemarken en Zweden is de omvang van de ondersteuning die vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf krijgen, afhankelijk van de mate waarin een vreemdeling meewerkt aan zijn vertrek. In sommige situaties wordt individueel bekeken of het mogelijk is dat iemand die niet meewerkt aan zijn vertrek, toch een vorm van ondersteuning in de zin van eten en kleding krijgt aangeboden. Een vergelijkbaar uitgangspunt lijkt ook te worden gehanteerd in Duitsland. In België is het recht op voorzieningen en materiële hulp gekoppeld aan de vaststelling of er nog sprake is van een lopende asielprocedure. Daar gelden wel uitzonderingen voor, bijvoorbeeld voor tweede en volgende asielaanvragen. In dat geval worden de voorzieningen, net als in Nederland, beperkt tot medische begeleiding. Bij een negatieve beslissing over de asielaanvraag worden voorzieningen in België stopgezet. Daar bestaan in welomschreven gevallen uitzonderingen op, zoals in het geval van zwangerschap. Groot-Brittannië kent een vergelijkbare systematiek. Vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen, komen slechts in zeer specifieke situaties in aanmerking voor voorzieningen, bijvoorbeeld in het geval een vreemdeling wel probeert alle stappen te zetten om Groot-Brittannië te verlaten. In Spanje wordt de hulp stopgezet zodra een asielzoeker niet meer in de asielprocedure zit. Er zijn wel humanitaire ondersteuningsprogramma’s voor niet-rechtmatige vreemdelingen, maar die zijn meer gericht op bijzonder kwetsbare personen.

Mevrouw Maij heeft verder gevraagd of ik bereid ben om ook breder te gaan onderzoeken hoe andere landen hiermee omgaan en om ook in andere landen te gaan kijken hoe het daar uitwerkt. We werken op het terrein van terugkeer in projectvorm samen met een aantal Europese lidstaten en Noorwegen. Naast de samenwerking op praktisch gebied hebben die projecten ook tot doel het uitwisselen van best practices en ervaringen. Ook binnen de IGC wordt samengewerkt. Daarin zitten naast een aantal EU-lidstaten ook Zwitserland en Noorwegen. Aan het verzoek wordt dus in de praktijk al voldaan, maar ik zie hier wel een aansporing in om daarmee verder te gaan. Ik heb er ook nota van genomen dat mevrouw Maij specifiek nog heeft gevraagd naar Duitsland en Denemarken. We zullen nog eens specifiek bekijken hoe daar in de concrete gevallen mee wordt omgegaan. Ik verwacht hier voor de zomer uitsluitsel over te hebben. We kunnen daarvan leren.

Er is gevraagd hoe het staat met de gesprekken die ik met Den Haag voer. We weten niet wie daar zitten. Er wordt niet aan meegewerkt om vreemdelingen te individualiseren. We kiezen er nog voor om de kerk niet te betreden, waarbij de vreemdelingendienst zich geforceerd toegang zou verschaffen. Sinds 1 april is dit overigens wel mogelijk ingevolge de wet. Maar zolang we dat niet doen, weten we niet wie daar concreet zitten. Dat is een wezenlijk andere situatie dan in Amsterdam.

Ik ben zeker in gesprek met de gemeenten, maar ik zie dat niet als het opzeggen van het bestuursakkoord. Ik ben het dus niet eens met de heer Fritsma dat het bestuursakkoord uit 2007 een dode letter zou zijn. Dat akkoord staat nog steeds. We moeten er echt voor waken dat we terugkeren naar een situatie van grootschalige langdurige noodopvang zoals die bestond ten tijde van het tot stand komen van het bestuursakkoord. Ik zie geen meerwaarde in het nu al aankondigen van het korten van doeluitkeringen uit het Gemeentefonds voor gemeenten die, naar het oordeel van de heer Fritsma of dat van mij, zich niet letterlijk houden aan de tekst van het bestuursakkoord.

Mevrouw Maij, de heer Azmani en de heer Schouw hebben gevraagd wanneer ik de reactie op de klacht van het ECSR verwacht. Ik denk dat de klacht voor de zomer inhoudelijk is beoordeeld. Dat is wel de verwachting. We hebben daar nog op gerappelleerd. Het is de verwachting dat dit gaat gebeuren. Het vervolg heb ik al geschetst.

De heer Fritsma heeft gevraagd of de prestatieafspraken met de politie jaarlijks worden nagekomen. De prestatieafspraken zijn zowel kwantitatief als kwalitatief; dat is de Kamer bekend. Op zeer korte termijn wordt de volgende vreemdelingenrapportage in de ministerraad besproken. Vervolgens zal ik die aan de Kamer sturen. Daarin zijn ook de gegevens opgenomen over het aantal zaken dat de politie aanlevert. Die gegevens krijgt de Kamer zeer snel nadat de bespreking ervan heeft plaatsgevonden in de ministerraad. Uit mijn hoofd vindt die bespreking aanstaande vrijdag plaats. Volgende week kan de Kamer de rapportage tegemoetzien.

De heer Fritsma vroeg mij om een reactie op zijn stelling dat illegaliteit nu zal worden gedoogd en dat illegalen derhalve vrij kunnen rondlopen. Het moge duidelijk zijn dat het kabinet dit helemaal niet vindt. De heer Azmani en andere leden hebben al gesproken over het verzwaard inreisverbod, dat natuurlijk nog steeds mogelijk is. Er zijn allerlei middelen om illegaliteit tegen te gaan. We willen geen illegaliteit. Vrijwillig vertrek staat wel voorop. Als een vreemdeling niet vertrekt, zullen we bekijken of vrijwillig vertrek werkt. Zo niet, dan is er de mogelijkheid van gedwongen vertrek. Het terugkeerbeleid verandert niet door het intrekken van het wetsvoorstel strafbaarstelling van illegaal verblijf. Dat leidt niet tot een ander terugkeerbeleid op dit moment.

De heer Fritsma heeft mij opgeroepen om het lidmaatschap van de Raad van Europa op te zeggen. We zijn niet voornemens om dat te doen. Dat zou heel veel gevolgen hebben voor Nederland, ook als lid van de Europese Unie. De heer Voordewind zei al in zijn inbreng dat Nederland op het terrein van de mensenrechtenverdragen soms een uiterst kritische blik heeft naar andere lidstaten. De regering ziet het externe toezicht niet als inmenging in de nationale rechtsorde, maar als een integraal onderdeel daarvan. Zo kijkt zij ook naar de comités van de Raad van Europa.

De heer Voordewind vroeg wanneer de Kamer de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn kan verwachten. Dat heb ik al aan de Kamer laten weten. De IGC is er nog mee bezig, maar ik denk echt dat dit voor de zomer kan. Het was geen rekkertje, zoals sommige leden dachten, om het wetsvoorstel zo lang mogelijk uit de wind te houden. Voor de zomer of anders in de zomer is daar duidelijkheid over.

De heer Azmani heeft gevraagd hoe de nieuwe plannen van Amsterdam zich verhouden tot het beleid. De plannen van de gemeente zien met name op vreemdelingen die medische problemen hebben. Zo kijk ik ook naar de structurele plaatsen die de gemeente Amsterdam wil creëren. Het structurele karakter van wat de gemeente Amsterdam wil aanbieden, moet de mogelijkheid bieden om snel te interveniëren als de vreemdeling ten gevolge van zijn medische situatie van straat moet worden gehaald. Ik kan mij voorstellen dat er in een gemeente situaties kunnen zijn waarin een vreemdeling met bijvoorbeeld waanbeelden snel van de straat moet. Dat is in het belang van de inwoners van de stad en van de openbare orde en de veiligheid. De rijksoverheid zal daar nauwgezet naar blijven kijken. Ik ben gistermorgen nog met de burgemeester in gesprek geweest over het terugkeerbeleid in Amsterdam. Ik zal dat de komende maanden zeer intensief doen. Ik heb aan de Dienst Terugkeer & Vertrek gevraagd, mij wekelijks te rapporteren hoe de terugkeergesprekken in de Vluchthaven verlopen en om mij te laten zien welke bereidheid daartoe bestaat bij bewoners van de Vluchthaven. Zo kunnen we zien welke situatie ontstaat als de huurovereenkomst tussen het Rijk en de Vluchthaven wordt beëindigd. De diensten zullen daaraan werken. Daarvoor hebben we ook medewerking van de gemeente nodig. We zijn nu wel in de fase gekomen dat die gesprekken daadwerkelijk gevoerd moeten worden.

De heer Azmani heeft mij gevraagd of erop wordt gewezen dat vreemdelingen Nederland moeten verlaten en dat onderdak mogelijk is als ze meewerken aan terugkeer. Natuurlijk. We hebben nog steeds de rijksregeling van twaalf weken.

Mevrouw Maij heeft gevraagd hoe je de problemen in alle andere gemeenten in Nederland oplost. Als mensen geen verblijfsrecht hebben en Nederland moeten verlaten, is er op dit moment nog steeds de rijksregeling van twaalf weken opvang als zij meewerken aan vrijwillig vertrek uit Nederland.

Er is gevraagd wat ik ga doen op 1 juni 2014, wanneer het verblijf in de Vluchthaven ophoudt. Dan moeten we bekijken wat op dat moment de concrete resultaten zijn en wat de situatie is. Daar wil ik op dit moment niet op vooruitlopen, maar de vraag hoe dat dan gaat, is onderwerp van intensief overleg tussen de gemeenten en mijn diensten.

De heer Van Hijum heeft gevraagd wanneer de Kamer het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring tegemoet kan zien. De internetconsultatie is eind februari afgerond. We zijn nu bezig met het verwerken van de adviezen. Het voorstel zal worden aangeboden aan de Raad van State en naar verwachting in het najaar aan de Kamer worden gestuurd. Dat is de lijn.

De heer Van Hijum heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de versterking. Het WODC heeft onlangs onderzoek gedaan naar de zelfstandige terugkeer. De uitkomsten van dit onderzoek zal ik betrekken bij de reactie op de motie. We bestuderen op dit moment het rapport. De kabinetsreactie volgt. Zo snel mogelijk, ook voor de zomer, krijgt de Kamer een concrete reactie op de uitvoering van de motie.

Ik meen dat ik duidelijk ben ingegaan op de vraag van de heer Van Hijum of ik gemeenten nu niet opzadel met de problemen van het rijksbeleid. In veel gemeenten vindt een goede samenwerking plaats tussen de rijksdiensten en de gemeenten om vreemdelingen te bewegen, de terugkeerverantwoordelijkheid te nemen. Dat werkt soms heel goed, maar soms is het ook echt maatwerk. Het werkt voor sommige plaatsen beter. Al met al gaat de zelfstandige terugkeer steeds beter. Dat is een hoopgevende ontwikkeling.

De heer Van Hijum heeft gevraagd naar de aanpak van criminele en overlastgevende illegalen. Er zijn prioriteiten gesteld met de politie. Als er illegalen zijn met criminele dan wel overlastgevende antecedenten of mensen die zich eerder aan lichte toezichtmaatregelen hebben onttrokken, zal de politie zich daar eerder op richten. Daar zijn op dit moment ook voorbeelden van in individuele situaties. Die zijn bij de leden van de commissie bekend. Het leidt soms tot spanningen tussen de gemeenten en het Rijk als daadwerkelijk daarop wordt geacteerd in de zin van de afspraken die daarover zijn gemaakt in kwantitatieve, maar vooral in kwalitatieve zin. Met die spanningen proberen wij zo goed mogelijk om te gaan. We moeten natuurlijk wel de wet handhaven. Daar zijn we mee bezig.

Mevrouw Voortman heeft gevraagd of het koppelingsbeginsel niet geavanceerder moet worden uitgelegd. De Nederlandse overheid heeft in het beleid aandacht voor de bescherming van rechten van individuen. Daarom zijn er juist uitzonderingen op het koppelingsbeginsel. Zo heeft iedere vreemdeling zonder recht op verblijf wel recht op medisch noodzakelijke zorg. Het is nog steeds zaak om de evenwichtige balans te vinden. Ik heb al gesproken over het Europees Comité en het verzoek van de Raad van Kerken om de toepassing van het koppelingsbeginsel op te schorten. Dat is al door het ECSR zelf afgewezen, dus ik kwam er al helemaal niet aan toe om daar een ander standpunt over in te nemen.

Onder anderen mevrouw Voortman heeft gezegd dat Duitsland geen asielzoekers overdraagt aan Nederland op basis van de Dublinverordening. We hebben even navraag gedaan bij de Duitse Dublinunit. Er is helemaal geen sprake van een overdrachtsstop of een overdrachtsuitstel door de Duitse autoriteiten. In een aantal dossiers zijn er wel vraagtekens geplaatst bij de opvang van aan Nederland overgedragen asielzoekers, maar er is door Duitse ministeries niet geoordeeld dat er omstandigheden zijn waardoor niet overgedragen zou kunnen worden aan Nederland. Dat even ter verduidelijking van de opmerkingen die door de commissie hierover zijn gemaakt.

De heer Azmani heeft gevraagd of de vreemdelingen in de Vluchtgarage strafbaar zijn omwille van het kraken van het pand. Het is overigens niet aan mij om daar uitspraken over te doen – dat ligt bij het Openbaar Ministerie – maar er is wel aangifte gedaan van de kraak. Het is aan de lokale driehoek, het OM in Amsterdam, de politie en de burgemeester, om hier verdere besluiten over te nemen. Verder is de burgemeester natuurlijk ook bevoegd tot de handhaving van de openbare orde. Het is aan de officier om te beoordelen of zich incidenten hebben voorgedaan. De wet die het Rijk en de politie de mogelijkheid biedt om doorzoeking te doen in gebouwelijke ruimten ter vaststelling van de identiteit, heeft per 1 april kracht van werking gekregen. Ik ben in overleg met de burgemeester over de vraag hoe verder moet worden omgegaan met de Vluchtgarage. Dat kan langs de lijn van het kraken, maar ook langs de lijn van het vaststellen van de identiteit van de personen die zich op dit moment daar bevinden. Aan de hand daarvan wordt bekeken of al dan niet moet worden overgegaan tot het opleggen van vreemdelingenbewaring.

De voorzitter: Daarmee lijken we te zijn gekomen aan het einde van de beantwoording door de Staatssecretaris in eerste termijn. Ik dank de leden zeer voor hun discipline om even een dik kwartier niet te interrumperen. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat er ook nog behoefte is aan een enkele feitelijke vraag waarop antwoord moet zijn gegeven vooraleer de tweede termijn kan plaatsvinden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik heb begrepen dat Duitsland geen mensen terug kan sturen naar Nederland omdat een menselijk bestaan niet gegarandeerd kan worden. De Staatssecretaris zegt dat er vragen zijn gesteld over de opvang. Wat voor vragen zijn er gesteld?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb hier de brief van Kerk in Actie van 17 maart; ik neem aan dat dit dezelfde brief is. Mevrouw Gesthuizen heeft mij gevraagd om daarop te reageren. Daar staat het wel in. Het pleidooi wordt door de advocaten gevoerd. De duidelijkheid die ik heb gegeven, is de duidelijkheid die ik van de Duitse counterparts heb gekregen. Dat is waar het echt om gaat, en niet het standpunt dat op dit moment door advocaten wordt ingenomen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Kennelijk heeft Duitsland hier wel vragen over gesteld. Wat voor vragen zijn dat? Het zegt toch wel iets als Duitsland blijkbaar reden heeft om de opvang in twijfel te trekken.

Staatssecretaris Teeven: Ik neem nu kennis van de brief van Kerk in Actie die aan de vaste Kamercommissie is gestuurd, maar die ik op het departement niet heb mogen ontvangen. Ik zal conform het verzoek van mevrouw Gesthuizen daarop reageren. Ik denk dat dit de beste weg is.

De voorzitter: Wanneer?

Staatssecretaris Teeven: Zo snel mogelijk. Ik moet een aantal dingen nagaan. Ik kan het niet precies zeggen. U moet in weken denken, niet in maanden.

De voorzitter: Op korte termijn dus. Dank u zeer.

De heer Voordewind (ChristenUnie): In eerste termijn heb ik een vraag gesteld over de Vluchthaven. Al drie maanden geleden heb ik een lijst met namen aan de Staatssecretaris gestuurd die wel op de lijst met 159 namen stonden, maar die niet in de Vluchthaven werden opgenomen. Ik krijg daar nog graag een reactie op. Het ging namelijk om ongeveer tien personen. Bovendien heb ik een vraag gesteld over de Vluchtgarage. Daar bestaat volgens de bewoners nu wel een lijst met 80 namen die geïndividualiseerd zijn, maar die toch niet mogen doorstromen naar de Vluchthaven. Kan de Staatssecretaris daar iets over zeggen? Die namen zijn inmiddels bekend, wat de voorwaarde is van de Staatssecretaris om ze te laten doorstromen.

De voorzitter: Wij gaan hier toch niet over personen praten?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De Staatssecretaris heeft in het andere debat aangegeven dat mensen die geïndividualiseerd zouden zijn, mochten doorstromen naar de Vluchthaven in Amsterdam. Daarom is mijn vraag: als het gebeurd is – bij mijn weten is dat zo – waarom heeft het dan niet feitelijk plaatsgevonden?

De voorzitter: Dan snap ik uw vraag.

Staatssecretaris Teeven: Ik ga niet over het doorstromen van mensen van de Vluchtgarage naar de Vluchthaven. Daar gaat de gemeente Amsterdam over, maar dat even terzijde. Ik ben wel met de gemeente Amsterdam in gesprek geweest over de vraag of zich in de Vluchtgarage personen bevinden voor wie het beter zou zijn dat ze doorstromen naar de Vluchthaven vanwege een medische noodzaak. Daar kijkt de burgemeester naar. De eerste zorg – daar hoor ik de heer Voordewind niet over – is dat er ook mensen uitstromen uit de Vluchthaven. Dat zien wij nog niet gebeuren op dit moment, behoudens een enkele uitzondering. Dat is de grootste zorg. We gaan niet de problemen in de Vluchthaven groter maken doordat er geen uitstroom is. Ik kan mij voorstellen dat de gemeente Amsterdam dat niet wil. Het is verstandig om aan twee dingen te werken. Ten eerste moeten we werken aan uitstroom uit de Vluchthaven. Het kan niet zo zijn dat iedereen die nu in de Vluchthaven woont, in Nederland blijft. Dat kan niet de uitkomst zijn van de Vluchthaven. Dat lijkt mij logisch. Ten tweede is er een situatie in de Vluchtgarage. De gemeente Amsterdam zal daar binnenkort een standpunt over innemen. Daarover ben ik in gesprek met de burgemeester.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Met betrekking tot de uitstroom, dat laat maar zien hoe weerbarstig en niet-sluitend de vreemdelingenketen is. Het is niet voor niks dat mensen het niet voor elkaar krijgen om terug te keren vanwege het uitblijven van een laissez passer. Daarnaast het lijkt erop dat de Staatssecretaris afwacht wat de burgemeester doet met betrekking tot de doorstroom, maar de vorige keer heeft de Staatssecretaris hier uitdrukkelijk gezegd dat hij in gesprek met de burgemeester zou kijken of, als de mensen geïndividualiseerd zouden zijn, er sprake zou kunnen zijn van opvang als zij bereid zouden zijn om terug te keren. Nu leunt de Staatssecretaris weer wat achterover. Er zit kennelijk een kink in de kabel waardoor het niet lukt. Dat geef ik hier aan.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben in gesprek met de burgemeester daarover. Binnenkort is er een reactie te verwachten. Ik kom ook nog even terug op de eerste opmerking van de heer Voordewind. Er zijn mensen – dat hebben we vandaag met elkaar gedeeld – die geen verblijfsrecht hebben in Nederland, maar een vertrekplicht. Die mensen hebben we wat lucht gegeven in de Vluchthaven, zodat ze zich konden voorbereiden op dat vertrek. We zijn ze niet meteen in de nek gesprongen omdat dit een tegengestelde werking zou hebben. Er komt nu langzamerhand wel een moment dat we serieus moeten gaan werken aan en praten over terugkeer en vertrek. Het resultaat van de Vluchthaven – ik zeg het maar in alle rust tegen de heer Voordewind – kan naar het oordeel van het kabinet niet zijn dat er niemand vertrekt. Dat was overigens ook het oordeel van de burgemeester van Amsterdam.

De voorzitter: Daarmee zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de Kamer. We hanteren een spreektijd van anderhalve minuut per fractie.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn toezegging om de inventarisatie van de manier waarop andere landen omgaan met deze problematiek voor de zomer aan de Tweede Kamer te sturen.

Het moet mij toch van het hart dat de Staatssecretaris aangaf dat een aantal gemeenten op hun eigen manier werken met mensen die ongedocumenteerd zijn. Hij noemde specifiek Utrecht. Ook vanuit Utrecht en vanuit de gemeentelijke noodopvang daar keren mensen terug. Ook de gemeente Utrecht is heel duidelijk daarmee bezig. We moeten die inzet juist ondersteunen. Wanneer ik het heb over de gesprekken die DT&V bijvoorbeeld met de mensen in Amsterdam gaat voeren, zou ik het ook aardig vinden als we iets meer informatie kunnen krijgen over wat bijvoorbeeld in het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring staat, namelijk dat DT&V daarbij met niet-gouvernementele organisaties samenwerkt. Een aantal van de organisaties die we eerder hebben genoemd, zijn op kleine schaal vaak wel heel succesvol. Dat was ook het punt dat ik duidelijk probeerde te maken in het gesprek dat de Staatssecretaris samen met de gemeenten, maar ook met organisaties kan hebben om de problemen op te lossen die er wel degelijk in de gemeenten leven. Nu hoor ik hem tegelijk zeggen dat hij in gesprek is met de burgemeester van Amsterdam en die van Den Haag. Dat stemt mij positief, maar ik denk ook dat andere alternatieven soms een oplossing bieden voor een probleem waarvoor de diensten van de Staatssecretaris geen oplossing kunnen bieden. Als het zelfstandig vertrek uiteindelijk onze doelstelling is, zouden we daar beter naar kunnen kijken.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik heb nog drie korte punten, natuurlijk te beginnen bij het van tafel vegen van de strafbaarstelling van illegaliteit. De Staatssecretaris noemde zelf de term «buigend riet». Ik neem het de Staatssecretaris minder kwalijk dan de VVD-fractie, moet ik eerlijk zeggen, want de VVD-fractie heeft het werkelijk waar tot kunst verheven om verkiezingsbeloften te verbreken. Nu is het weer de strafbaarstelling. Dit probleem van illegaliteit blijft dus bestaan dankzij de VVD-fractie.

Mijn volgende punt betreft de gemeentelijke opvang. Ik heb nog even het bestuursakkoord erop nagekeken en snap niet dat de Staatssecretaris volhoudt dat dit akkoord niet is geschonden. Er staat letterlijk in dat gemeenten geen noodopvang mogen bieden aan illegalen en dat die niet gefinancierd mag worden.

In dat kader heb ik trouwens ook nog geen antwoord op de vraag wat de Staatssecretaris ervan vindt dat de gemeente Amsterdam € 3.000 tegemoetkoming voor woonlasten geeft aan illegalen en wat hij ervan vindt dat er hulp wordt geboden bij het starten van nieuwe procedures.

Mijn laatste punt is dat ik het verbazingwekkend vind dat de meeste woordvoerders hier het volkomen normaal vinden dat illegalen in Nederland zijn en worden geholpen. Dat is niet normaal. Deze mensen mogen hier niet zijn. Deze mensen zijn uitgeprocedeerd! Het zijn geen echte vluchtelingen. Ze kunnen terug naar het land van herkomst, maar willen dat niet. Dezelfde mensen die willen dat één uitspraak van de Raad van Europa wordt gerespecteerd, zorgen ervoor dat duizenden uitspraken van Nederlandse rechters niet worden gerespecteerd, uitspraken die erop neerkomen dat deze mensen moeten vertrekken. Dat geeft te denken. Daar kan ik het bij laten, voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Terugkomend op de Vluchtgarage en de Vluchthaven, ik hoop echt dat de mensen die geïndividualiseerd zijn in de Vluchtgarage kunnen doorstromen naar de Vluchthaven, maar niet met het doel om mensen te laten zitten waar ze zitten.

De Staatssecretaris zegt dat er twee oplossingen kunnen zijn. Of mensen komen in aanmerking voor een buitenschuldverklaring omdat zij simpelweg niet terug kunnen. In dat geval moeten ze integreren in de Nederlandse samenleving. Of er moet bijstand geleverd worden om daadwerkelijk terug te keren. Ik vraag de Staatssecretaris om begrip op het moment dat dit een langdurig proces is. Het blijkt maar dat mensen hier tien jaar kunnen zitten zonder een laissez passer te krijgen. Ze worden dan bijvoorbeeld niet erkend als Ethiopiër, terwijl ze dat wel zijn, maar worden beschouwd als Eritrieeër et cetera. Het geeft maar de weerbarstigheid van het asielbeleid aan.

Ik vraag de Staatssecretaris om specifieker te zijn als het gaat om niet-rechtmatig verblijf in Nederland. Naar mijn informatie betreft dat het verdrag en niet de uitspraak van het Comité. De uitspraak van het Comité betreft een bredere groep, ook van alle inwoners van de lidstaten. Kan de Staatssecretaris dat rechtzetten? Dan zou het wel degelijk van toepassing zijn op iedereen.

De Staatssecretaris gaf het voorbeeld van Spanje, waar kwetsbare groepen wel worden opgevangen terwijl dat in Nederland niet gebeurt. In Nederland kennen we het voorbeeld van de heer Koné, die is uitgezet naar Guinee. Ondanks dat hij blind is, is hij uitgezet. Ik wil de Staatssecretaris aanzetten om juist het beleid dat Spanje voert rondom kwetsbare groepen, zoals zieke mensen, te volgen en opvang voor hen te voorzien.

De voorzitter: Mijnheer Voordewind, als voorzitter maak ik er bezwaar tegen dat u personen bij naam noemt in dit overleg. Dat vind ik niet juist. Dat staat los van welke politieke opvatting ook. Dat horen we hier niet te doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp dat u dit zegt, maar dit station zijn we al gepasseerd. Er zijn al Kamervragen over gesteld. Er is al publiekelijk over gesproken, ook door de Staatssecretaris. Ik heb het voorbeeld bewust genoemd, omdat het gaat om iemand die, hoewel hij ziek was, toch is uitgezet. Als de Staatssecretaris zelf aangeeft ook naar de Spaanse situatie te kijken en zegt «misschien moeten we zieke mensen niet uitzetten, maar in ieder geval opvangen», dan hadden we het in dat geval ook moeten doen.

De voorzitter: Ik persisteer erin dat we spreken over algemene omstandigheden, zelfs als die tot een persoon herleidbaar zijn voor degenen die de materie kennen.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. In reactie op de heer Fritsma, laat duidelijk zijn dat er ook een bepaalde mate van politieke realiteit is. Op het moment dat zelfs de fractievoorzitter van de Eerste Kamerfractie van de PVV twijfelt of hij dit wetsvoorstel moet steunen, hoef ik niets meer te zeggen.

De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij een onafhankelijkheidsverweer heeft gevoerd inzake het oordeel van het Europees Comité over de uitspraak. Ik ga ervan uit dat er toch ook wel een subsidiair en inhoudelijk verweer is gevoerd. Daar krijg ik graag nog een bevestiging van. Ik heb namelijk het idee dat, ook omdat we nog geen motivering kennen van het voorlopige oordeel, er nog wel wat meer inzicht mag worden gegeven in de vraag wanneer we hier iemand aanzeggen dat hij het land uit moet, waarna hij op straat belandt. In het kader van wat mevrouw Voortman heeft gezegd over het onderscheid tussen rechtmatigheid en onrechtmatigheid, zeg ik dat hier ook mensen zijn die op basis van artikel 3 EVRM niet mogen worden uitgezet naar het land van herkomst en geef ik mee dat het toch ook niet zo kan zijn dat we bad, brood en bed zouden moeten geven aan bijvoorbeeld oorlogsmisdadigers, die op basis van het genoemde artikel mogelijk niet uitgezet kunnen worden, maar hier in het land mogen verblijven. Dat zou echt gekheid zijn. Ik zou daar nog wel een reflectie van de Staatssecretaris op willen hebben.

Dan Amsterdam. Ik begrijp dat we door het wetsvoorstel dat in de Tweede en de Eerste Kamer is behandeld, extra instrumenten hebben om iets te doen met de Vluchtgarage. Ik vind ook echt dat daarmee moet worden gestopt, want het is echt marchanderen op marchanderen. Ik ben daar niet zo van, en de VVD ook niet.

Tot slot de Havenstraat. Ik ga ervan uit dat het gaat om gecontroleerd vertrek. Op basis daarvan beoordeel ik of het wel of niet werkt. Het is vrij gemakkelijk om voor 1 juni mensen te laten vertrekken met bestemming onbekend en dan te zeggen dat je resultaten hebt geboekt. Ik wil cijfers zien van gecontroleerd vertrek. Als het niet werkt, dan stoppen we daarmee zo snel mogelijk.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn toezegging om de Kamer schriftelijk op de hoogte te stellen van wat hij vindt van de brief van Kerk in Actie van 17 maart jongstleden.

Ik heb de stukken er nog even bij gepakt. In alles wat de Staatssecretaris meldt, zowel in de antwoorden van 20 november 2013 op vragen van mevrouw Maij als in de brief die hij op 5 november 2013 aan de Kamer heeft gestuurd, schemert door dat de Nederlandse Staat op dit moment nog erg weinig trek heeft in het welwillend omarmen van de richting die het Europees Comité voor de Sociale Rechten heeft aangegeven. Dat stelt mij een beetje teleur, hoewel ik het niet verbazingwekkend vind. Ik vraag de Staatssecretaris of het klopt wat mij ter ore is gekomen, namelijk dat er toch door verschillende ambtenaren uit diverse Europese lidstaten met enige verbazing is gereageerd op de manier waarop Nederland zich een beetje onder die uitspraak van het ECSR probeert uit te wurmen. Klopt dat? Slaan we daarmee geen modderfiguur? Ik vind het ook een enigszins gekke redenering van de Staatssecretaris – die stond al in zijn brief en hij herhaalt die hier nu – dat we hier geen democratisch aangenomen wetten kunnen opschorten omdat dit zou moeten van een comité van Europa. Op het moment dat wij op de vingers worden getikt, ongeacht of dat gebeurt door het EHRM of door een comité, omdat blijkt dat die wetten van ons, hoe democratisch die ook zijn vastgesteld, niet helemaal in overeenstemming zijn met bijvoorbeeld mensenrechten, zal dat toch moeten. Ik snap dat dit vervelend is, maar de Staatssecretaris zou er verstandig aan doen om hier te tonen dat hij een wijs man is door te laten zien dat hij zich realiseert dat hij in een aantal zetten schaakmat zal staan en door hier nu alvast op te anticiperen.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik blijf constateren dat de strafbaarstelling van illegaal verblijf er eigenlijk al gewoon is als sluitstuk van een bestuursrechtelijke aanpak in het kader van het terugkeerbeleid. Die maatregel wordt veelvuldig opgelegd, maar we zien de evaluatie graag tegemoet en gaan de discussie daarover graag met de Staatssecretaris aan.

Ik constateer op basis van dit debat dat de gemeentelijke opvang een nieuwe splijtzwam dreigt te worden tussen de VVD en de PvdA. De VVD lijkt onder alle omstandigheden tegen te zijn en een blinde vlek te hebben voor de problemen waar gemeenten tegenaan lopen, maar als je de PvdA de ruimte geeft, ontstaat er toch een wildgroei op lokaal niveau waarbij iedere gemeente eigen criteria kan hanteren voor opvangbeleid. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik kan mij goed voorstellen dat de Staatssecretaris zegt dat terugkeer en opvangbeleid in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het Rijk zijn. Ik ben het ook eens met zijn oordeel dat je niet iedereen eindeloos opvang kunt bieden en dat vertrek voorop moet blijven staan. Maar tegelijk zetten we mensen uit kwetsbare groepen niet op straat. Voor kinderen hebben we dat al onderkend als het gaat het om gezinslocaties. Het geldt ook voor ouderen, mensen met psychische problemen en mensen die ziek zijn. Die mensen zet je niet op straat en gooi je niet over de schutting bij gemeenten. Daar hebben we volgens mij ook geen Europees comité voor nodig.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. De Staatssecretaris leek in het begin heel even aan te geven dat de rapportage over ervaringen in andere landen over de strafbaarstelling van illegaliteit niet meer nodig zou zijn, maar wij denken dat het juist wel goed is om een oordeel daarover te zien om te voorkomen dat we in de volgende kabinetsperiode weer van voor af aan beginnen. Wij gaan ervan uit dat er in de evaluatie van de Terugkeerrichtlijn, die voor de zomer komt, ook zal worden ingegaan op de effectiviteit van de strafbaarstelling van illegaliteit, zodat we eens en voor altijd een streep daaronder kunnen zetten en we de focus kunnen leggen op wat volgens ons het minimum aan rechten zou moeten zijn dat mensen in Nederland zouden moeten hebben.

De PVV en de VVD denken dat het heel simpel is, dat mensen hier óf kunnen blijven óf kunnen terugkeren, maar helaas is het niet zo simpel. Ik heb net een aantal voorbeelden gegeven van mensen die als gevolg van niet-sluitend beleid tussen wal en schip vallen, bijvoorbeeld mensen die niet uitgezet mogen worden omdat ze nog in procedure zijn, mensen die niet wegkunnen omdat dit in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en mensen die geen verblijfsrecht maar wel een juridische zorgplicht hebben voor hun kind met de Nederlandse nationaliteit. Al die mensen kunnen niet terug, maar hebben tegelijkertijd geen recht op opvang. Als je je ogen daarvoor sluit, dan sluit je je ogen voor het probleem van deze mensen en het probleem dat gemeenten hiermee hebben. Dat laat je daarmee voortbestaan. Ik vind het onverteerbaar dat de Staatssecretaris kennelijk vindt dat voor deze mensen geen recht op een bestaansminimum zou gelden. Waar is dan nog de Nederlandse voorbeeldrol wat betreft de mensenrechten? Wat is, als het aan de Staatssecretaris ligt, een redelijk bestaansminimum om een menswaardig bestaan te kunnen leiden? Hij zei dat dit gaat om strikt noodzakelijke zorg, maar kan hij zich voorstellen dat dat bestaansminimum ook andere aspecten omvat, ongeacht de diversiteit van de situaties van mensen?

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage in tweede termijn. Ik begin met de afsluitende woorden van mevrouw Voortman, of ik mij kan voorstellen wat het bestaansminimum is. Daar zit een vraag voor: waar moet je je bestaan opbouwen? Als je je bestaan niet in Nederland mag opbouwen, dan moet je je ook niet afvragen of je hier recht hebt op een bestaansminimum. Volgens mij zit die vraag daarvoor. Ik beantwoord dus de vraag waar iemand zijn bestaan op heeft te bouwen. Er kunnen uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld als mensen ziek zijn. De vraag is niet wat het bestaansminimum is, maar: waar moet je je bestaan opbouwen? Als je die vraag hebt beantwoord, ga je kijken wat het minimum is van dat bestaan. Volgens mij is dat de lijn.

Mevrouw Voortman sprak ook over oorlogsmisdadigers, de artikel 3-beletselen. Er zijn mensen in Nederland die wij niet kunnen terugsturen naar het land van herkomst omdat artikel 3 wordt geschonden, maar die mensen geven we tegelijkertijd ook geen verblijfsrecht. Die mensen blijven inderdaad tussen de wal en het schip. Je gaat oorlogsmisdadigers, mensen die betrokken zijn bij oorlogsmisdrijven of mensen bij wie een serieuze aanwijzing bestaat dat zij betrokken zijn bij oorlogsmisdrijven, geen verblijfsrecht geven. Ik realiseer mij dat dit ook niet zwart-wit is, maar grijs. In theorie zijn er ook mensen bij wie je kunt kijken naar de verhoudingen, maar tot nu toe is de lijn altijd – en die zal ook zo blijven – dat het Nederlandse kabinet zegt dat men geen verblijfsrecht heeft als er een 1F-tegenwerping is.

Het is zeker niet de bedoeling geweest om niet meer te rapporteren over de effectiviteit van de Terugkeerrichtlijn. Mevrouw Voortman begon daarover; ik ben achteraan begonnen. Op het moment dat ik die gegevens heb, zal ik die aan de Kamer sturen. Ik denk dat het nog steeds van belang is om terug te kijken, om te zien wat de effectiviteit is van de Terugkeerrichtlijn. Ik ben dat met mevrouw Voortman eens.

Mevrouw Maij zei dat ook uit Utrecht mensen terugkeren. Dat is zo. De absolute aantallen terugkeer in 2013 door de inzet van organisaties zijn zeker lovenswaardig. Er zijn organisaties die heel succesvol zijn, maar ook organisaties die niet zo of zelfs niet succesvol zijn. Daar zullen we zeker naar kijken. Die gesprekken zal ik blijven voeren.

De heer Fritsma stelde mij een vraag over de € 3.000. Ik verwijs naar de antwoorden op Kamervragen van 6 maart 2014, want in het antwoord onder de vragen 2 tot en met 6 staat hoe het zit met de tegemoetkoming in de woonlasten. De heer Fritsma heeft die vragen al gesteld op 19 januari en die zijn door mij al beantwoord op 6 maart. Ik verwijs de heer Fritsma voor de snelheid van deze beantwoording naar die vragen en de antwoorden daarop.

De heer Voordewind zei dat het asielbeleid en het terugkeerbeleid weerbarstig zijn. Dat is zeker waar. Ik vind het jammer dat de heer Voordewind hier toch weer over begint, terwijl hij niet op de hoogte is van het complete dossier van de betreffende vreemdelingen die hij noemde. Dat begint een beetje mode te worden hier. Als mensen crimineel zijn of overlast geven hier te lande, kan dat een omstandigheid zijn op grond waarvan zij wel worden uitgezet. Dat is een kwantitatieve kwalitatieve doelstelling. Dan is er ook een actief opsporingsbeleid. Daarbij wordt er uiteraard rekening mee gehouden of mensen ziek of niet ziek zijn. Dat is mijn algemene reactie op zijn opmerking.

De heer Azmani sprak over de Havenstraat en gecontroleerd vertrek. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat mensen vertrekken met onbekende bestemming. Dan kun je de mate van succes van de Havenstraat niet vaststellen. Dat zijn de burgemeester van Amsterdam en ik met elkaar eens. Je moet substantieel erop toezien dat mensen vertrekken. Dat gaat dan niet om vertrek met onbekende bestemming.

Ik zal reageren op de brief waar mevrouw Gesthuizen mee kwam.

Mevrouw Gesthuizen zei dat de Nederlandse Staat er weinig trek in heeft, maar ik heb nu juist proberen te zeggen dat ik een juridisch verweer heb gevoerd namens de Staat, het ontvankelijkheidsverweer, wat logisch is als Nederlandse Staat, en een inhoudelijk verweer, zo zeg ik tegen de heer Azmani. Ik hoor graag van mevrouw Gesthuizen welke ambtenaren uit welke landen met verbazing hebben gereageerd, want dan kan ik de ministers erop aanspreken. Ik kan er niet zo veel mee.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het gaat om bijvoorbeeld België.

Staatssecretaris Teeven: Ik hoor graag rugnummers, namen en toenamen. Ik zal vervolgens de Minister bellen en vragen of hij weet dat zijn ambtenaren dat zeggen en om dat uit te leggen. Ik hoor het allemaal graag, maar hier kan ik niet zo heel veel mee.

De voorzitter: In welk verband kan de Staatssecretaris dat van mevrouw Gesthuizen te horen krijgen?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het voorbeeld dat ik ken, is dat van België. De vier maanden tussen het ontstaan van de uitspraak van het Europees Comité en het openbaar maken daarvan schijnen gebruikt te zijn om te anticiperen en om ervoor te zorgen dat zaakjes beter op orde geraakten. Ik kan mij voorstellen dat het heel verstandig zou zijn als de Staatssecretaris zich zou verstaan met zijn collega uit België.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen heeft mij gevraagd of ik een wijs man kan zijn. Ik probeer dat altijd te zijn. Dat heb ik, denk ik, in de zaak van de Havenstraat getoond. Er wordt niet altijd hetzelfde over gedacht, maar ook in de zaak van Renata heb ik dat getoond. Ik sta open voor wijze beslissingen, maar «wijs» is niet altijd niet hetzelfde naar het oordeel van het kabinet en naar dat van de SP-fractie. Het woord «wijs» wordt door ons niet altijd hetzelfde ingevuld. Dat is soms een probleem.

Tegen de heer Van Hijum zeg ik dat ik geen blinde vlek heb met betrekking tot de gemeentelijke opvang. Het ligt echt in de sfeer van het oplossen van concrete problemen, kijken naar wat werkt. Ik sta nog steeds achter het uitvoeren van de motie-Van Hijum van eind vorig jaar.

De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn, maar ik zie dat de heren Voordewind en Fritsma nog iets willen zeggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wil een VAO aanvragen, voorzitter.

De voorzitter: De heer Voordewind wil het verslag van het algemeen overleg laten plaatsen op de plenaire agenda.

De heer Fritsma (PVV): Dit is niet bedoeld als een flauwe nabrander, maar de Staatssecretaris heeft in antwoord op een van mijn vragen verwezen naar de beantwoording van Kamervragen. Dat slaat, met alle respect, nergens op. Er is namelijk helemaal niet specifiek ingegaan op mijn vragen. Er wordt in de beantwoording gesteld: «Het is niet aan mij om ook nog de verdere invulling van het plan van de gemeente Amsterdam te beoordelen (...).» Daar ging mijn vraag nu net over. Ik heb om een beoordeling gevraagd van het punt dat de gemeente Amsterdam € 3.000 per illegaal per jaar uitkeert als vergoeding van woonlasten. De Staatssecretaris verwees naar de beantwoording van Kamervragen waarin helemaal niet op dat punt wordt ingegaan. Dat schiet niet op. Ik wil echt antwoord op die specifieke vraag.

Staatssecretaris Teeven: Toch even voor alle helderheid. In de beantwoording van de Kamervragen ben ik ingegaan op de humanitaire noodsituatie en de medische omstandigheden. Daarna schreef ik: «Het is niet aan mij om ook nog de verdere invulling van het plan van de gemeente Amsterdam te beoordelen, nu is voldaan nu is voldaan aan de belangrijkste randvoorwaarde, namelijk het respecteren van de (uitvoering) van het vreemdelingenbeleid (...).» Dat verwijst naar de hele alinea daarboven. Ik verwijs de heer Fritsma echt naar de beantwoording. Ik weet dat vragen stellen soms belangrijker is dan antwoorden ontvangen, maar ik vraag de heer Fritsma om even echt kennis te nemen van dit 40-regelige antwoord. Dat is wel even van belang. Als hij dan nog vragen heeft, zal ik die graag in de beslotenheid of in de openbaarheid beantwoorden.

De heer Fritsma (PVV): De burgemeester van Amsterdam zal erg blij zijn met dit antwoord.

De voorzitter: Op verzoek van de commissie moest ik vorige keer de toezeggingen opsommen. Mij blijkt dat zij dat nu ook wil.

  • De Staatssecretaris komt op zeer korte termijn met de vreemdelingenrapportage. De bespreking vindt vermoedelijk aanstaande vrijdag plaats in de ministerraad. De verwachting is dat zij volgende week naar de Kamer komt.

  • Een evaluatie van de Terugkeerregeling plus de effectiviteit daarvan wordt voor of in ieder geval in de zomer van dit jaar aan de Kamer gestuurd.

  • Met betrekking tot de uitvoering van de motie-Van Hijum over het effectief terugkeerbeleid zal de Staatssecretaris de Kamers voor de zomer informeren. Dat is eigenlijk hetzelfde als het vorige punt. Dat gebeurt in combinatie met het onderzoek van het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • De Staatssecretaris zal op korte termijn per brief reageren op de ter hand gestelde brief van Kerk in Actie de dato 17 maart jongstleden.

Ik sluit dit algemeen overleg.

Sluiting 13.01 uur.