Vastgesteld 24 juli 2012
De algemene commissie voor Immigratie en Asiel heeft op 21 juni 2012 vervolgoverleg gevoerd met minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel over asiel en terugkeer.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Kortenoeven
De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Roovers
Voorzitter: Kortenoeven
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Kortenoeven, Dibi, Fritsma, Gesthuizen, Knops, Van Nieuwenhuizen, Schouw en Voordewind,
en minister Leers van Immigratie, Integratie en Asiel die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik open de vergadering. We zetten het debat voort van 20 juni 2012 over asiel en terugkeer. Vanwege tijdgebrek bleef de minister gisteren namelijk in de beantwoording steken. Ik heb begrepen dat hij ongeveer tien minuten nodig zal hebben voor het afronden van zijn beantwoording. Ik stel voor dat we de minister zijn betoog laten afronden en dat de leden pas daarna de gelegenheid krijgen om vragen te stellen.
Ik geef het woord aan minister Leers.
Minister Leers: Voorzitter. Ik stel het echt op prijs dat ik de laatste punten mag afhandelen van het overleg dat we gisteren hebben gevoerd. Voordat ik dat doe, leg ik verantwoording af over het gesprek met de vertegenwoordiging uit Irak. Ik heb het gesprek net afgerond en er is zojuist een persconferentie gehouden. Drie dagen lang hebben wij zeer intensief met elkaar overleg gevoerd. Het is een lastige materie, dus het voeren van dat overleg was niet gemakkelijk. Ik deel u heel kort mede wat er is besproken en wat de uitkomst is, maar we zullen er ongetwijfeld op een ander moment langer over spreken aan de hand van mijn brief met alle details. We hebben eerst de wederzijdse posities uitgewisseld. De Irakezen hebben mij verteld voor welk probleem zij zich gesteld zien. Veel mensen die indertijd gevlucht zijn vanwege het beleid van Saddam Hoessein, keren terug. Dat gebeurt uiteraard niet zonder slag of stoot. Er is sprake van re-integratieproblemen, problemen vanwege werkloosheid, sociaal-maatschappelijke problemen enzovoorts. Men vraagt zich dan ook af of mensen gedwongen moeten worden om terug te keren. Dan zou men het niet in de hand hebben en het niet kunnen regelen. Ik heb echter duidelijk gemaakt dat gedwongen terugkeer noodzakelijk is omdat het anders spaak loopt met het vreemdelingenbeleid. Dan zouden mensen immers kunnen zeggen dat ze blijven, ondanks dat dat niet is toegestaan. Ze zouden dan kunnen zeggen: u krijgt mij de tent niet meer uit. Daarvoor hadden zij begrip. We hebben langdurig met elkaar gesproken en afgesproken dat we in de eerste plaats uitgaan van de oude groep, ofwel de mensen die al langer in Nederland zijn. Onze zorg zal dan vooral uitgaan naar mensen die met problemen te kampen hebben, ofwel de kwetsbare groepen. Daarmee moeten we altijd voorzichtig zijn. De mensen die niet mogen blijven, zullen op een humane manier worden uitgezet. Dat lijkt mij een vanzelfsprekendheid.
We hebben gezegd dat onze inzet er hoofdzakelijk op gericht zal zijn om mensen vrijwillig te laten vertrekken. De leden weten dat we een pakket hebben om dat te realiseren. Individuele Irakezen of gezinnen kunnen op basis daarvan een behoorlijk bedrag krijgen voor het opbouwen van een nieuw leven in het land van herkomst. Als men ondanks dat aanbod dat vrijwillige vertrek niet accepteert, vinden wij dat mensen moeten gaan. De Irakezen hebben daarover gezegd dat ze dat begrijpen. Ze hebben echter ook gezegd dat zij ervoor moeten kunnen zorgen dat ze die mensen kunnen opvangen. Om dat te bewerkstelligen, hebben wij hen een pakket toegezegd van 5,5 mln. Daarmee wordt herintegratie in Irak mogelijk. We richten ons dan met name op de internal displaced persons. We richten ons op scholing, werkgelegenheid enzovoorts. Kortom, we gaan proberen om op basis van dat pakket, in combinatie met bijvoorbeeld handelsmissies en activiteiten die daar plaatsvinden, ook Irak economisch een handje te helpen.
Dat pakket vindt men bijzonder aantrekkelijk. Men gaat dat met het parlement en de regering bespreken. Eén facet is scholing aan onze universiteiten. Irakezen die in Nederland een studie volgen, kunnen die afronden voordat ze teruggaan. Dat is mogelijk met behulp van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF (Universitair Asiel Fonds). Dat pakket zal worden besproken en ik ben uitgenodigd in Bagdad om dat definitief met elkaar vast te stellen. Als dat wordt vastgesteld, zal het worden ingezet voor de oude groep Irakezen die nog in Nederland is. Zodoende kunnen deze mensen op een fatsoenlijke manier re-integreren. Indien terugkeren voor deze mensen niet acceptabel is, zal de regering in Irak bezien of er alternatieven zijn voor terugkeer. Dat is mij toegezegd. Wat zij onder alternatieven verstaan, moeten zij natuurlijk zelf bepalen. Die alternatieven zullen moeten worden uitgewerkt.
Elk jaar komen ongeveer 1400 Irakezen naar Nederland. Voor die mensen zullen de gebruikelijke zorgvuldige procedures gelden. Als een verzoek niet wordt gehonoreerd, moet betrokkene echt terugkeren. De Irakezen hebben hun medewerking toegezegd. Zij hebben ook toegezegd dat zij de laissez passer daarvoor ter beschikking stellen. Volgens mij is dit een evenwichtige aanpak. Zoals ik al zei, moet die nog worden bevestigd door de regering en het parlement. Ik vind het dus een evenwichtig pakket dat een alternatieve manier van vertrek niet uitsluit. Wij kunnen er zodoende voor zorgen dat die mensen daar niet alleen staan, dat mensen daar niet heen gaan en vervolgens maatschappelijk of sociaal ontheemd raken of in een psychologische kramp schieten. Op deze wijze wordt hen echt perspectief geboden om een nieuwe toekomst op te bouwen.
Ik durf te zeggen dat wij met dit pakket een voorbeeld geven en dat de wereld dat met belangstelling zal aanschouwen. Zoals ik al zei, ontvangt de Kamer binnenkort een brief van mijn hand met de details. Als dat gebeurd is, heb ik haar naar mijn idee goed geïnformeerd. Ongetwijfeld voeren we hierover later een debat.
Mevrouw Dijksma heeft gevraagd op welke wijze Irakezen documenten kunnen krijgen om terug te reizen. Ook daarover hebben we gesproken en we hebben heldere afspraken gemaakt. In beginsel hebben ze twee originele identiteitsdocumenten nodig, namelijk een paspoort en een laissez passer dat door Irak wordt verstrekt. Als men niet over laatstgenoemd document beschikt, kan men het land nog niet in. We hebben afgesproken dat we voor de mensen van wie is vastgesteld dat ze Irakezen zijn en dat ze terug moeten gaan, een lp krijgen. Ik denk dat dat een doorbraak is. Ik stel voorop dat mensen met papieren die terug willen gaan, altijd kunnen terugkeren naar Irak. Dat heeft de ambassadeur bevestigd, alsmede de Irakese minister. Laatstgenoemde heeft gezegd dat de situatie wat de veiligheid betreft nog niet optimaal is, maar dat het land in ontwikkeling is en dat die situatie in de afgelopen jaren aanzienlijk is verbeterd. Zij blijven werken om de veiligheidssituatie te verbeteren en de huidige situatie staat terugkeer van mensen niet in de weg.
Gisteren hebben we het jaarverslag van het CITT besproken. Daarover zijn terecht verschillende vragen gesteld. Met name mevrouw Van Nieuwenhuizen en de heer Fritsma hebben daarover veel vragen gesteld. De heer Fritsma vroeg of in de strafrechtketen wel voldoende aandacht aan de criminele vreemdeling wordt besteed. In 2010 is de Task Force vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS) van start gegaan met als doel, criminele vreemdelingen Nederland uit te zetten, zonder dat ze eerst in vrijheid worden gesteld. Dat heeft succes. 70% van de vreemdelingen in de strafrechtketen verlaat Nederland. Dat is aangetoond. Ik vind dat een goede ontwikkeling.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen vroeg hoe ik ten aanzien van die annuleringen te werk zal gaan. Ik heb gisteren al gezegd dat er extra capaciteit vanuit de IND is geregeld om terstond over de last minute aanvragen te beslissen. Ik stel mij ook voor dat ik met verdere aanscherpingen kom in het kader van de plannen van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures. Het debat daarover zullen wij naar mijn idee op 3 juli voeren. Het is de bedoeling om een en ander, indien er geen nieuwe feiten zijn, in één procedure af te doen. Ik ben van mening dat dat nog eerder kan gebeuren. Op het vliegveld zal een speciale unit worden ingericht die zal bestaan uit de Vreemdelingenpolitie, de IND en een notaris of iemand die kan nagaan of het officiële stukken zijn. Volgens mij zal er ook iemand bij zijn van Vluchtelingenwerk Nederland.
De heer Schouw signaleerde een hoog foutenpercentage in de werkwijze van Eurodac met de vingerafdrukken. Ik moet hem eerlijk zeggen dat ik dat niet herken. Ik heb geen reden om te vermoeden dat dat systeem niet goed werkt, maar ik ben bereid om dat te onderzoeken indien de heer Schouw mij nadere informatie geeft.
De heer Schouw (D66): Het is een overzichtelijk probleem. In Nederland hebben we geconstateerd dat de zoekmachine van Google voor vingerafdrukken niet werkt. Ik ben erin gedoken en ben nagegaan wat dat voor Eurodac betekent. Mij is gebleken dat er geen nieuwe gegevens zijn. Er is alleen een rapport uit 2009 waarin staat dat het in één van de vijf gevallen fout gaat. Daarover maak ik mij een beetje zorgen. De minister vraagt mij om met feiten te komen. Ik zeg hem heel eerlijk dat ik die niet kan aandragen. Ik ben echter, zoals ik net zei, wel ongerust omdat in Nederland is gezegd dat de zoekmachine van Google niet werkt, dat dat in Europa is bevestigd en dat ik er vervolgens niets meer over heb gelezen. Wil de minister daarnaar onderzoek doen?
Minister Leers: Ik weet dat er met de Nederlandse paspoorten nogal wat fout ging. Daarin heeft de heer Schouw gelijk. Het is echter een Europees systeem en het is verplicht: elk Europees land past dat toe. De heer Schouw weet dat. Ik zeg toe dat ik een en ander navraag bij de Europese Commissie. Zodra ik hierover informatie heb, krijgt de commissie die.
De heer Fritsma en mevrouw Van Nieuwenhuizen vroegen naar de agressie door vreemdelingen, wat een belangrijk punt is. Zij zeggen dat we niet moeten accepteren dat mensen agressief zijn. Het is weliswaar goed om deze mensen meteen uit te zetten, maar ze moeten volgens hen wel een strafblad krijgen en direct aangepakt worden. De KMar en de DT&V hebben een protocol. Het uitgangspunt is dat er hoe dan ook aangifte wordt gedaan van elk incident waarbij een of meer personen worden verwond. Wij hebben ook afgesproken dat het OM alle zaken vervolgt en dat de uitzetting daardoor niet wordt vertraagd. Een dergelijke vervolging kan leiden tot veroordeling, al dan niet bij verstek. Dat kan tot gevolg hebben dat er een inreisverbod voor lange duur wordt opgelegd. Ik hoop de leden hiermee van dienst te zijn. Volgens mij is deze werkwijze namelijk volledig in de lijn die de leden voor ogen hebben.
Mevrouw Van Gesthuizen vroeg naar het MTV en de problemen die zich daar zouden voordoen. MTV is nog steeds rechtmatig. Wel zijn er door de Afdeling Bestuursrechtspraak prejudiciële vragen met spoed gesteld aan het Europees Hof omdat zij verschillen heeft geconstateerd in de jurisprudentie van de rechtbanken. Mevrouw Gesthuizen heeft daar ook op gewezen. Ik heb de strafzaak naar aanleiding van het oppakken van vreemdelingen door de Vreemdelingenpolitie in Eindhoven of Maastricht als voorbeeld gegeven. Deze strafzaak is door de IND verloren. We zijn in cassatie gegaan, maar er is sprake van een lange procedure. Daarom zijn er door de zojuist door mij genoemde afdeling vragen aan het Europees Hof gesteld. De uitspraak van dat gerechtshof wordt eind juli verwacht.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vraag mij af of er op dit moment zaken lopen en of we het risico lopen dat verdachten vrijgesproken worden – we weten immers nog niet wat de uitkomst is – vanwege het feit dat de rechtbank van mening is dat er niet op een goede manier bewijs is verzameld.
Minister Leers: Mevrouw Gesthuizen herinnert zich nog wel dat ik het MTV moest repareren omdat het in de «lagere» regelgeving in onvoldoende mate was geborgd. De Raad van State heeft toen gezegd dat er een betere omschrijving moest komen. Die hebben we gemaakt. Vervolgens hebben we de Raad van State gevraagd om na te gaan of het «Schengenproof» is. De Raad van State heeft dat bevestigd. Dat neemt niet weg dat we geconfronteerd zijn met een uitspraak van de strafrechter. Hij zei dat het niet is toegestaan. Dat heeft aanleiding gegeven tot het stellen van prejudiciële vragen. Ik ben het volstrekt met mevrouw Gesthuizen eens dat wij niet iets moeten doen met het risico dat wij teruggefloten worden.
Het andere waarop mevrouw Gesthuizen doelde, was het @MIGO-BORAS-systeem aan de grens met Duitsland en België. Er is sprake van een vaste cameraopstelling om voortdurend verkeersstromen te meten zonder dat er een koppeling wordt gemaakt met de kentekens. Wel wordt bijvoorbeeld het aantal Volkswagens met een wit vlaggetje geregistreerd. Misschien is het te simpel voorgesteld, maar het gaat erom dat het systeem bepaalde patronen eruit haalt. Ik weet dat de heer Schouw altijd geïntrigeerd is als ik dit soort opmerkingen maak. Vroeger moest iemand van de Vreemdelingenpolitie op basis van onderbuikgevoelens een beslissing nemen. Het is veel beter mogelijk om beslissingen te nemen op basis van het systeem. De Commissie heeft toegezegd dat er binnenkort een brief over dat systeem zal verschijnen. Zij heeft gezegd dat zij tijdens een bilateraal gesprek met de commissaris op Schiphol tot de conclusie is gekomen dat het systeem past binnen de Schengen-grenscode. Dat ziet er dus positief uit.
Gevraagd is waarom er gesprekken worden gevoerd met vreemdelingen die in afwachting zijn van de beroepsbeslissing. Ik zal niet ingaan op de specifieke zaak waarop mevrouw Gesthuizen doelde. In het algemeen geldt dat de DT&V in gesprek gaat met de vreemdeling over mogelijke terugkeer nadat de aanvraag door de IND is afgewezen. De gesprekken hebben tot doel belemmeringen om terug te keren in kaart te brengen en stil te staan bij de vraag hoe deze weggenomen kunnen worden. Er kan ook gesproken worden over vervangende reisdocumenten en dergelijke. Wij lopen niet vooruit op de uitspraak in de beroepsprocedure, maar wij willen voorkomen dat er nieuwe problemen ontstaan nadat de uitspraak is gedaan.
Mevrouw Dijksma vroeg naar de situatie in Zuid-Somalië en Centraal-Somalië in relatie tot de guidelines van de UNHCR. Het is mogelijk om terug te keren naar deze gebieden. De UNHCR heeft aangegeven dat er wat Mogadishu betreft een beroep kan worden gedaan op artikel 15c of artikel 3 van het EVRM. Daar moeten mensen dus niet heen gaan. Daarmee wordt aangegeven dat het niet veilig is om daar langdurig te verblijven. Dat neemt echter niet weg dat het mogelijk is om er doorheen te reizen. Dat is namelijk wel acceptabel.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen stelde vragen over het beleid van België, gericht op het stimuleren van vrijwillige terugkeer. Ik ben bereid om dat op te vragen. Alles wat ertoe kan bijdragen om de terugkeer beter te regelen, zeg ik de leden graag toe.
De heer Fritsma vroeg naar de kosten van de pardonregeling. Ik bevestig nogmaals dat het rapport van het WODC vooral betrekking heeft op de wijze waarop de regeling is uitgevoerd. Dat blijkt op correcte wijze te zijn gebeurd, wat ik de commissie liet weten. De kosten bedroegen structureel ongeveer 40 mln. voor de bijstand. Daarbij werd ervan uitgegaan dat 60% werkt. Dat percentage blijkt echter lager te zijn, wat tot gevolg zal hebben dat de kosten voor de bijstand omhoog moeten. De kosten voor de inburgering zijn geschat op 70 mln.
Mevrouw Gesthuizen en mevrouw Dijksma haalden de uitspraak aan van de Centrale Raad van Beroep inzake opvang onder de Wmo. Mijn collega van VWS bestudeert die uitspraak samen met de VNG en ik benadruk dat die niet inhoudt dat we voortaan iedereen recht op opvang moeten geven. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de vaste jurisprudentie waaruit blijkt dat het koppelingsbeginsel geldt. De raad gaf echter ook aan dat in sommige gevallen kwetsbare personen opvang zouden moeten krijgen op grond van artikel 8 van het EVRM. Er dient een goede balans te zijn tussen publieke belangen en particuliere belangen. In deze zaak slaagde het beroep op artikel 8 EVRM niet en hoefde de vreemdeling dus niet tot de opvang te worden toegelaten.
De heer Knops vroeg wanneer de Tweede Kamer een evaluatie van de verbeterde asielprocedure zal ontvangen. De verbeterde procedure zal drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Niet eerder dan op 1 juli 2013 kan dus met de evaluatie worden gestart. Vanzelfsprekend zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Ik kan nu nog niet zeggen welke zaken niet tot het gewenste effect hebben geleid. Wel stel ik vast dat het aantal verzoeken dat we in acht dagen kunnen afdoen, enorm stijgt. Inmiddels is dat ongeveer 58%. Het aantal tweede asielaanvragen stijgt echter ook, evenals het aantal volgende asielaanvragen. Dat is een minder positieve ontwikkeling. Daarom vind ik het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures zo belangrijk. Het is de bedoeling dat deze ontwikkeling daarmee wordt tegengegaan.
De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn en geef het woord aan de heer Fritsma.
De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Gelet op de tijd, houd ik het kort. Ik richt mij op twee zaken.
Ik dank de minister voor het beantwoorden van de vragen en het verslag dat hij heeft uitgebracht naar aanleiding van de gesprekken met de Irakese minister. Vooruitlopend op zijn brief, stel ik twee vragen. Met ingang van welke datum kunnen gedwongen uitzettingen plaatsvinden? Welke vreemdelingen kunnen gedwongen worden uitgezet?
De minister stelt dat 70% van alle criminele vreemdelingen kan worden uitgezet. Wat zijn de bottlenecks voor de resterende 30%?
Me vrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vragen over de man uit Burundi die zelfmoord heeft gepleegd.
Ik ben niet tevreden met de antwoorden op mijn vragen over het 1F-beleid. Ik realiseer mij dat het een lastige problematiek is, maar ik ga mij bezinnen op een motie. Die zal ik indienen in het VAO dat al door de collega’s is aangevraagd.
Ik heb gevraagd naar het MTV, maar volgens mij heeft de minister mij niet goed begrepen. Ik heb concreet gevraagd of er zaken zijn die nu lopen en die geen risico met zich brengen vanwege uitspraken van rechters dat een en ander niet in de haak is. Graag wil ik dat de minister deze vraag alsnog beantwoordt.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik heb gesproken over het feit dat rechters het in beroepszaken steeds vaker nodig vinden om nader onderzoek te doen. Waartoe zal dat leiden en hoe gaat de minister een en ander aanpakken?
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik las net op NU.nl dat de minister 5,5 mln. zou hebben toegezegd aan de Irakese minister indien hij wil meehelpen. Ik hoor nu van collega’s dat de minister dat zojuist heeft meegedeeld. Dan hoef ik hem dus niet meer te vragen of dat klopt. Ik stel een andere vraag die daarmee verband houdt. In hoeverre is dat een premie op niet meewerken en leidt dat tot een precedentwerking in andere landen? Dit heeft naar mij idee een paar consequenties.
Mijn tweede punt heeft betrekking op een motie die mevrouw Gesthuizen voornemens is om in te dienen. Mijn fractie hecht er zeer aan dat er een soort commissie van wijzen komt om het zogenaamde 1F-probleem op te lossen. Hoe kijkt de minister daar tegenaan?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de heer Fritsma en de heer Schouw over de uitkomst van het gesprek met de Irakese vertegenwoordiging. Hoe verhoudt het bedrag van 5,5 mln. zich tot ons huidige terugkeerbeleid? Ik doel dan op de bedragen die individuen mee kunnen krijgen. Hoe verhoudt zich dat tot de pilotprojecten die er zijn met ngo’s die tot doel hebben om terugkeer te bevorderen? Ik vraag mij ook af of dit geen precedentwerking zal hebben. Het mag niet zo zijn dat ze de mensen wel terugnemen als we genoeg daarvoor betalen. Dan zou het naar mijn idee een heel verkeerde werking hebben.
De minister heeft mij al een jaar geleden toegezegd dat hij zal nagaan wat de mogelijkheden zijn van burgerescorts bij het uitzettingsproces. Wat is daarvan inmiddels terechtgekomen? Het is logisch dat daarbij niet wordt ingegaan in het CITT-rapport, want het is een nieuwe kwestie. De minister hoeft hierop niet nu in te gaan, maar ik verzoek hem wel om dat later te doen.
Mevrouw Dijksma (PvdA): Voorzitter. Wat zijn de consequenties van de deal met de minister van Buitenlandse Zaken van Irak voor de groep Irakezen die nu in de opvang zitten en die bij Ter Apel voor de deur kampeerden? Daar is het immers mee begonnen.
Ten aanzien van Somalië zegt de minister dat het wel mogelijk is om via Mogadishu te reizen. Kennelijk is dat niet mogelijk voor de Nederlandse marechaussee. Ik vraag mij dus nog steeds af of het in de praktijk mogelijk is om via Mogadishu te reizen.
Graag sluit ik mij aan bij het verzoek van de heer Schouw ten aanzien van het instellen van een commissie van wijzen voor het oplossen van de 1F-problematiek.
De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn terugkoppeling van het gesprek met de Irakese vertegenwoordiging. Ik heb begrepen dat daarover een brief van de minister komt. We hebben namelijk veel te weinig tijd om nu te praten over het bedrag van 5,5 mln., wat dat precies behelst en wat er gebeurt met de uitzetting.
Met betrekking tot de late coming out zei de minister gisteren dat hij dat als een nieuw feit zou zien. Dat lijkt op een toezegging. Wordt dat geëxpliciteerd in de Vreemdelingencirculaire, zoals dat is gedaan met de discretievereisten? Volgens mij zegde de minister dat gisteren toe. Als dat niet het geval blijkt te zijn, zal ik een motie indienen.
Minister Leers: Voorzitter. Ik dank de leden voor het stellen van de aanvullende vragen.
Ik heb toegezegd dat ik de Kamer een brief stuur met alle details over het gesprek met de Irakese vertegenwoordiging. Ook de stukken die uitgewerkt zullen worden ten behoeve van mijn Irakese collega, stuur ik de Kamer toe. Ik denk dat het goed is om kort iets te zeggen over onze aanpak. We hebben met elkaar afgesproken dat er twee groepen Irakezen zijn die het betreft. Dat is de groep die op grond van het categoriaal beleid is gekomen en het zijn de nieuwkomers. Met laatstgenoemden doel ik op de mensen die nog steeds naar Nederland komen, ondanks dat het categoriaal beleid is afgeschaft. Het categoriaal beleid is te vergelijken met de AMV’s. Mensen komen met bepaalde verwachtingen naar Nederland zonder zich te realiseren dat er sprake is van een tijdelijk verblijf. Zij moeten terug naar hun land van herkomst zodra daar een veilige situatie is ontstaan. Dat is echter niet gemakkelijk. Wij hebben gezegd dat we voor die groep een pakket maken dat gericht is op re-integratie. Het betreft dus geen geld dat we over al die mensen gaan verdelen. Dat blijft in handen van de overheid onder de door het ministerie van Buitenlandse Zaken gestelde normen. Het moet passen in het ODA-beleid en bestemd worden voor de opvang van de mensen ter plaatse. Het is dus niet een bedrag, bovenop het potje dat er al stond voor individuele terugkeer. Dat zou niet de aangewezen weg zijn. Het gaat er dus niet om dat mensen een extra zakcentje meekrijgen. Daarvoor passen we onze «normale» terugkeerregeling toe. Ik ben het dan ook niet eens met de opmerking van de heer Schouw dat het een premie zou zijn voor niet meewerken. Het is juist een premie voor wel meewerken. Wij bieden hulp aan een aantal mensen die in Irak niet kunnen re-integreren. Irak is immers een land in wederopbouw. Er zijn veel internal displaced persons. Dat is een lastige problematiek en ik heb de commissie gezegd dat ik begrijp dat men behoefte heeft aan steun bij het op orde krijgen van het land, zodat de mensen kunnen terugkeren. De mensen die gingen zwerven naar plaatsen buiten Bagdad, moeten terug naar huis en hun bezittingen terugkrijgen. Daarbij spelen onder andere juridische regelingen een rol. Verder zijn er problemen met de mensen die in de buurlanden van Irak verblijven. Bovendien hebben zij te maken met terugkeer van enorm veel mensen vanuit Europa naar Irak. Die zaken moeten goed worden begeleid en wij hebben gezegd dat wij de overheid niet in de steek laten en dat wij dus nagaan of we haar kunnen helpen. Onze primaire inzet is en blijft dat mensen die niet mogen blijven, terugkeren. Wij geven er de voorkeur aan dat zij vrijwillig terugkeren. Eerder waren er geen middelen voor het geval dat dit niet mogelijk was. Ik ben in ieder geval blij dat men heeft toegezegd dat men laissez passer gaat verstrekken voor de nieuwkomers die hier niet mogen blijven. Dat is nieuw. Jaarlijks komen er 1400 mensen in Nederland aan. Voor de mensen van die groep die terug moeten keren, zullen dus laissez passer worden verstrekt. Ten aanzien van degenen die nu in de opvang zitten, heb ik gezegd dat ik naar Bagdad ga zodra duidelijk is dat het Irakese parlement en de regering akkoord gaan. Ik verwacht dat dat het geval zal zijn. In september zal dat bekend zijn. Vanaf dat moment gaan we dat programma, na goedkeuring aldaar, activeren. Dan stellen we de mensen voor de keuze om vrijwillig terug te keren of om gebruik te maken van de alternatieven die door Irak worden geboden. De overheid moet die alternatieven zelf uitwerken en implementeren.
De heer Fritsma vraagt naar de overige 30%. Dat zijn vaak de ongedocumenteerden die niet meer willen meewerken. Ten aanzien van die groep moeten we natuurlijk een flinke slag slaan. Ik ben het namelijk met de heer Fritsma eens dat we naar 100% toe moeten. Daarop mag hij mij ook aanspreken.
Ik kom op de trieste zaak van de asielzoeker uit Burundi. Ik wil niet in het openbaar over allerlei persoonsproblemen spreken. Ik ben altijd bereid om informatie over persoonlijke zaken in een vertrouwelijk overleg met de Kamer te delen maar ik ben, zoals gezegd, niet bereid om dat in de openbaarheid te doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Dit is een schrijnend geval en daarover heeft de pers ook geschreven. Iedereen weet dus dat deze man zelfmoord heeft gepleegd en dat hij twee kinderen heeft achtergelaten. Ik heb vragen over de wijze waarop het systeem functioneert. Ik begrijp dat de minister terughoudend is, maar we kunnen niet zeggen dat het te moeilijk is en dat we er daarom niet over kunnen spreken. We moeten toch openlijk van gedachten kunnen wisselen over de zorg die nodig is voor mensen die erg ziek zijn en de wijze waarop we met uitgeprocedeerde asielzoekers omgaan?
Minister Leers: Ik begrijp mevrouw Gesthuizen heel goed en stel voor om op een bepaald moment over het gehele systeem te praten. Ik heb de Kamer een brief gestuurd over suïcide en de manier waarop we dat probleem willen aanpakken. De commissie heeft dat punt geagendeerd en we hebben uitgebreid de gelegenheid gehad om daarover in een algemeen overleg van gedachten te wisselen. Daarover is toen echter nauwelijks gesproken. Later is dat punt wel aan de orde gekomen in een mondelinge vraag. Ik ben bereid om die kwestie opnieuw op te pakken en om datgene wat in de brief over het probleem van suïcide staat, toe te spitsen op situaties als die van de man in Burundi.
De heer Knops vroeg of het klopt dat rechtbanken er niet in slagen om binnen vier weken uitspraak te doen in een beroepszaak na afwijzing van de algemene asielprocedure. Dat klopt. Het duurt gemiddeld vijf weken om tot een uitspraak te komen. Er is dus sprake van een beperkte overschrijding van de termijn. Ik ben het met hem eens dat we niet het ene gat met het andere moeten vullen. Ik wil daaraan dan ook aandacht schenken.
De heer Knops (CDA): Mijn vraag had er betrekking op dat rechters steeds vaker nader onderzoek noodzakelijk achten. Dat zou erop kunnen duiden dat gegevens niet goed worden aangeleverd of wat dan ook. Het gaat mij dus niet zozeer om de tijdsoverschrijding maar om de oorzaak daarvan.
Minister Leers: Laten we dit punt ook betrekken bij het overleg over de stroomlijning. Daarbij speelt dit immers een rol.
De leden hebben een VAO aangekondigd op grond van de problematiek van de 1F’ers. Ik snap wat zij willen doen. Ik ben altijd bereid om iedereen daarnaar te laten kijken, want ook ik vind het een lastig probleem. Mijn bezwaar is dat we dan binnen de kortste keren een discussie voeren over een moratorium. Als ik namelijk iets laat onderzoeken door een commissie van wijzen, zal de Kamer zeggen dat ik voorlopig niets mag doen ten aanzien van de bestaande gevallen. Dat voel ik aan. Bovendien moet ik weten welke commissie de leden voor ogen hebben. Ik stel voor dat we dit tijdens het VAO bespreken. Ik zal dan goed luisteren hoe de leden dat voor zich zien. Vervolgens zal ik nagaan wat ik daarmee kan. Tot nu toe zie ik echter geen enkele aanleiding om over beleid dat recent door de rechtbank is herbevestigd – dat gebeurde in april jl. door de Raad van State – opnieuw een discussie te voeren. De kans bestaat dan immers dat mensen weer hoop hebben dat ze mogen blijven. Dat is mijn grote zorg.
Ik ga in op de terugkeermogelijkheden naar Zuid-Somalië en Centraal-Somalië. Daarover heb ik het al gehad. Ik blijf van mening dat dat mogelijk is. Wij zijn het overigens niet eens met de guidelines van de UNHCR op dit punt. Het feit dat een gebied onveilig is voor terugkeer met als doel om zich permanent te vestigen, doet niets af aan het feit dat een uitgeprocedeerde vreemdeling daar doorheen kan reizen. Daaraan houd ik vast. Ik sprak recent met een grote groep Somaliërs. Ze zeiden met enorm veel belangstelling uit te kijken naar de komende verkiezingen. De leden weten dat de verkiezingen waren uitgesteld en dat die eraan komen. Iedereen heeft daar hoge verwachtingen van en ik hoop dat die waar gemaakt worden en dat er dan verbetering in de situatie komt. Ik wacht het af, maar ik blijf van mening dat het staande beleid kan worden gehandhaafd en gevolgd.
Ik heb de bedragen van de deal met de Irakese minister meegedeeld. Het betreft een bedrag van 5,5 mln. Dat wordt ter beschikking gesteld uit het potje van Knapen, het ODA-geld. Ik zeg nogmaals dat dat geld geoormerkt wordt en dat het niet bedoeld is om het de mensen te geven. Dat staat er los van. Als dat het geval was, zou ik daartegen ook bezwaar maken. Dan zou het namelijk een soort vertrekpremie zijn en die moeten wij niet geven. Het geld is bedoeld voor de wederopbouw en we zullen daarop goed toezien. Zoals gezegd wordt een en ander uitgewerkt in een brief.
Ik heb met de organisatie over burgerescorts gesproken en zowel zij als wij gaan huiswerk maken. We gaan nu na of dat een mogelijkheid kan zijn.
De brief waar de heer Dibi om vroeg, kan hij tegemoet zien.
De heer Dibi vroeg ook naar de late coming out. Gisteren heb ik gezegd dat dat wat mij betreft een nieuw feit oplevert. Dit komt niet in de Vreemdelingencirculaire te staan, maar het komt wel in het Kamerstuk. Ik doe die toezegging dus niet zomaar. Het is wel degelijk een punt waarmee wij rekening gaan houden. Bovendien staat in het rapport met de titel Fleeing Homophobia dat een en ander ingevoerd zou moeten worden en ik heb gezegd dat ik dat zal doen.
De heer Dibi (GroenLinks): Gaat de minister dit in de Vreemdelingencirculaire expliciteren, of zegt hij dat het al in een «kaderstuk» staat en dat hij het daarbij laat?
Minister Leers: Onze reactie op het rapport is dat, als een asielzoeker pas in een volgende procedure voor zijn homoseksuele geaardheid uitkomt, dit wat mij betreft tot een nieuw feit leidt. Ik heb gezegd dat dat kan leiden tot heroverweging van de conclusie. In de kabinetsreactie op het zojuist genoemde rapport, is dat vermeld en daarmee is het beleid.
De heer Schouw (D66): Ik ga de discussie van gisteren niet opnieuw voeren. Volgens mij is het echter pas beleid als het in een circulaire komt. Ik heb de verschillen gisteren uitgebreid «gemeten». Ik doel dan op het verschil tussen datgene wat de minister nu zegt en datgene wat gezegd werd bij de Raad van State. Ik doe een dringend beroep op de minister om al dat soort aspecten op te nemen in een circulaire, want alleen dan kunnen de uitvoerende ambtenaren er goed mee werken. Dat is de enige juridische basis.
Minister Leers: Mijn ambtenaren geven aan dat het de huidige praktijk is en vragen zich af waarom we dat zouden doen. Het discretiebeginsel waarover we gisteren uitgebreid hebben gesproken, was een ander belangrijk punt. De vraag was of dat in de Vreemdelingencirculaire wordt opgenomen. Dat wil ik nog wel eens goed bekijken en beargumenteren.
De heer Schouw (D66): Daarover zullen wat mij betreft tijdens dat VAO een aantal moties worden ingediend. Ik verzoek de minister om daarover snel een brief aan de Kamer te sturen. Dan weet zij in ieder geval waar zij aan toe is.
Minister Leers: Het discretiebeginsel waarover we het gisteren uitgebreid hebben gehad, zal in de Vreemdelingencirculaire opgenomen worden. Als ik daarmee veel onrust kan wegnemen, zeg ik de leden bij dezen toe dat ook de regeling ten aanzien van de late coming out daarin zal worden opgenomen.
De voorzitter: Ik som de toezeggingen op:
− de minister vraagt de laatste informatie over Eurodac op en informeert de Kamer hierover voor het zomerreces;
− de minister informeert de Kamer per brief over de uitkomst van het gesprek met de Irakese minister van Buitenlandse Zaken.
Ik sluit het algemeen overleg.
Volledige agenda
1. Rapport «Evaluatie gevolgen beëindiging categoriaal beschermingsbeleid Irak»
19637-1508 – Brief regering d.d. 20-03-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
2. Reactie op rapport COC Nederland en de Vrije Universiteit (VU) «Fleeing Homophobia»
19637-1510 – Brief regering d.d. 22-03-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
3. Voornaamste bevindingen verbeterde asielprocedure
19637-1460 – Brief regering d.d. 17-10-2011
minister voor Immigratie en Asiel, G.B.M. Leers
4. Reactie op het WODC-rapport «Pardon? Evaluatie van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet»
31018-58 – Brief regering d.d. 17-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
5. Reduceren administratieve belemmeringen voor werkgever die asielzoeker in dienst neemt
33000-VII-122 – Brief regering d.d. 08-06-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
6. Rapport meldingsbereidheid bij incidenten op gebied van geloofsovertuiging en seksuele geaardheid
19637-1520 – Brief regering d.d. 16-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M.
7. VERTROUWELIJKE brief inzake een vergunning. De VERTROUWELIJKE BRIEF is ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
2012Z08667 – Brief regering d.d. 20-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
8. Beleidsreactie naar aanleiding van het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek
27062-73 – Brief regering d.d. 24-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
9. Reactie op vragen over het voorkomen van een uitzetting door de burgemeester Giessenlanden
19637-1519 – Brief regering d.d. 10-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
10. Aanbieding afschrift vertrouwelijke brieven inzake familie N. aan de gemeenteraad Giessenlanden
2012Z10685 – Brief regering d.d. 29-05-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
11. Reactie op Schouw op het bericht dat Afghanistan Nederland oproept om onderzoek te doen naar Afghaanse asielzoekers die door Nederland worden gezien als oorlogsmisdadigers
19637-1547 – Brief regering d.d. 05-06-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
12. Reactie op verzoek Van Dam over de afdeling Laissez Passer (LP) van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)
29344-88 – Brief regering d.d. 24-04-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
13. Reactie op de aanbevelingen uit het jaarverslag over 2011 van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT)
19637-1526 – Brief regering d.d. 15-05-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers
14. Uitkomsten van de gesprekken met een aantal burgemeesters over de openbare orde problematiek bij de uitzetting van niet rechtmatig verblijvenden
19637-1541 – Brief regering d.d. 01-06-2012
minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G.B.M. Leers